Spelling Blok 2

Ga rustig zitten
Start/Ga verder met je woordzoeker
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ga rustig zitten
Start/Ga verder met je woordzoeker

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les 

-Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
via vaste regels spellen.
-Weet je of je woorden met een i of ie moet schrijven.


Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7)
stam (beetje aanpassen)
ik vorm +t
ik vorm +t

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7)
Als je het werkwoord in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels.

  • Bij ik schrijf je de ik-vorm.
  • Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
  • Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7)
Ik-vorm op -t
Bij het spellen van het werkwoord moet je het volgende onthouden:
Als de ik-vorm van het werkwoord eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven.

voorbeeld:     karten – (ik) kart – (hij) kart
                       snuiten – (ik) snuit – (hij) snuit

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (2.7)
'je' staat achter het werkwoord
Als je achter het werkwoord staat, hoef je geen t toe te voegen. Je schrijft in dit geval de ik-vorm.

voorbeeld:
Je vraagt me de oren van mijn hoofd!
Vraag je nog even aan je ouders of je mee mag?

Slide 7 - Tekstslide

i of ie (2.9)
De meeste klinkers kun je verdubbelen om er een lange klank van te maken: hor – hoor, man – maan, tut – tuut, her – heer.
  

Dit kan niet bij de i. De lange klank ie schrijf je soms met ie en soms met i. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren: liter, gieter, vakantie, politie.

Slide 8 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:

- Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
via vaste regels spellen.
-Weet je hoe je woorden met een i of ie moet schrijven.

-BEHAALD?!?

Slide 9 - Tekstslide

timer
30:00

Slide 10 - Tekstslide

Noteer 5 werkwoorden

Slide 11 - Open vraag

Noteer van jouw 5 werkwoorden
de stam

Slide 12 - Open vraag

Noteer van jouw 5 werkwoorden
de ik vorm

Slide 13 - Open vraag

Ik scheer mijn benen vaak.

Noteer het hele werkwoord

Slide 14 - Open vraag

Ik scheer mijn benen vaak.

Noteer de stam

Slide 15 - Open vraag

Ik woon al een paar jaar in Nederland.

Noteer het hele werkwoord

Slide 16 - Open vraag

Ik woon al een paar jaar in Nederland.

Noteer de stam

Slide 17 - Open vraag

De lange ... (skilat) passen bijna niet in de ... (kar).

Slide 18 - Open vraag

Mijn vriendin is gek op ... (tas), maar ik houd meer van ... (schoen).

Slide 19 - Open vraag

Onze meester hield erg van vreemde ... (taal) en ... (cultuur).

Slide 20 - Open vraag

boek lezen 
timer
30:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link