Hoofdoel: Je kunt aan op een professionele manier communiceren met de zorgvrager en collega's
Aan het einde van deze les heb je kennisgemaakt met de termen:
Bedoeling,
Observeren
en
De factoren die invloed hebben op de observatie en interpreteren.
Slide 3 - Tekstslide
Interpreteren
Intepreteren is het uitleggen van iemand anders zijn gedrag en bedoeling.
Voorbeeld: een student geeft de docent de hele tijd complimentjes.
Hoe kan je zijn/ haar gedrag interpreteren?
Slide 4 - Tekstslide
Geef een voorbeeld hoe jij het gedrag van de student kan uitleggen...
Slide 5 - Woordweb
Interpreteren
Iedereen neemt selectief waar. Als jij net een scooter hebt gekocht zie je opeens overal een soort gelijke scooter rijden. Je krijgt 2 filmpjes te zien. Wat zie jij?
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
00:53
Hoeveel veranderingen heb jij gezien in het filmpje? Schrijf ze op
Slide 8 - Woordweb
Slide 9 - Video
00:35
Hoeveel blauwe ballonnen heb jij gezien?
Slide 10 - Woordweb
00:36
Wie heeft de clown gezien?
A
Ja, meteen
B
Geen idee was er een clown?
C
Ik denk dat ik hem gezien heb
D
Wat een onzin. Er zat geen clown in het filmpje
Slide 11 - Quizvraag
Wat zie jij op de volgende dia?
Een heks of een mooie vrouw?
Misschien wel allebei, maar kan je ze ook tegelijkertijd zien?
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
(Ver)oordelen
We oordelen vaak snel en hebben overal een mening over. Maar soms is het net een beetje anders. Kijk maar....
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Objectief Observeren = doelgericht en bewust waarnemen om gegevens te verzamelen.
Van belang is dat je daarbij aandacht hebt voor :
- de waarden en normen en ideeën die je interpretatie beïnvloeden.
- het onderscheid tussen meningen, feiten en subjectieve factoren,. - Wat je ziet, hoort en ruikt
Slide 16 - Tekstslide
Je zegt tegen je collega: ‘Meneer Verheij heeft een rustige nacht gehad.’ deze uitspraak is: