In deze les zitten 25 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Mavo 4
Nederlands
Hoofdstuk 2
Spelling (2)
Zinnen met meerdere persoonsvormen
Slide 1 - Tekstslide
Inhoud van deze les
Bespreken van het huiswerk (opdracht 4+5, HS 3, Lezen)
Zinnen met meerdere persoonsvormen
schrijfvaardigheid: HH betoog, formulier
Zelf aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk: opdracht 4 t/m 6 (p.61) bespreken.
Slide 3 - Tekstslide
Mededelingen
Fictiedossier: 1) leesautobiografie
2) opdracht bij boek 1
3) opdracht bij boek 2
KRANTENARTIKEL kun je niet gebruiken!! Deze was ipv de presentatie.
Toets H1 en 2 Taalverzorging en woordenschat: 25-9-23. Tip: oefenmateriaal in LessonUp (wel eerst registreren!!) of NN online!
Elke dag lezen!!! Na de herfstvakantie eerste opdracht inleveren!!
Slide 4 - Tekstslide
Doelstelling
Aan het eind van deze les kun je alle werkwoordsvormen in samengestelde zinnen correct spellen.
Aan het eind van de les weet je hoe je correct een formulier moet invullen.
Slide 5 - Tekstslide
Aan elkaar
Werkwoorden die beginnen met voorzetsels als op, over, na. -> Ik heb mijn kamer opgeruimd. Ik ga mijn kamer opruimen.
Samengestelde zelfstandige naamwoorden -> kassabon en niet: kassa bon -> schoonmaakdoekje en niet: schoonmaak doekje -> langeafstandsloper en niet: lange afstandsloper
Slide 6 - Tekstslide
Aan elkaar
Samengestelde aardrijkskundige namen -> Noord-Holland, Zuid-Afrikaans
Getallen tot en met het woord duizend. -> zesenzeventig (76), vijfhonderd (500) -> drieëntwintigduizend (23.000) -> drieduizend zeshonderdentwaalf (3.612)
Slide 7 - Tekstslide
Aan elkaar
Voorzetsels met woorden als er-, daar-, hier- en waar- -> ermee, hierbij, waardoor
Twee voorzetsels die achter elkaar staan -> achteruit -> bovenop -> tussendoor
Slide 8 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 9 - Link
Uitleg: Zinnen met meerdere persoonsvormen
In deze zin gebeuren twee dingen.
De zin heeft
ook twee persoonsvormen
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
De persoonsvormen in deze zin zijn dus gaan en is.
Kamperen is ook een werkwoord, maar dat verandert niet en is dus geen persoonsvorm.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Wat zijn de persoonsvormen in de zin?
Isabel heeft de hele wedstrijd zitten kijken, maar heeft niet alle doelpunten gezien.
Slide 16 - Tekstslide
Verander de tijd in de zin
Isabel heeftde hele wedstrijd zitten kijken, maar heeft niet alle doelpunten gezien.
Isabel had de hele wedstrijd zitten kijken, maar had niet alle doelpunten gezien.
Slide 17 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 18 - Link
Wat zijn de persoonsvormen in de zin?
Wij gaan elk jaar kamperen in Frankrijk, want mijn vader is gek op stokbrood.
Slide 19 - Tekstslide
Verander de tijd in de zin
Wij gaan elk jaar kamperen in Frankrijk, want mijn vader is gek op stokbrood.
Wij gingen elk jaar kamperen in Frankrijk, want mijn vader was gek op stokbrood.
Slide 20 - Tekstslide
Isabel heeft de hele wedstrijd zitten kijken, maar heeft niet alle doelpunten gezien.