Presentatie werken

De Betekenis van werk
Maatschappijleer paragraaf 5.6​

Door Jasper Kappert en Nathanael da Silva Conde Victoria
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Betekenis van werk
Maatschappijleer paragraaf 5.6​

Door Jasper Kappert en Nathanael da Silva Conde Victoria

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  1. Waarom werken we?
  2. Visie op werk
  3. Werk en sociale ongelijkheid
  4. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
  5. Globalisering

Slide 2 - Tekstslide

Waarom werken we?​
  • Materiële Behoeften (Producten en levensonderhoud)​
  • Immateriële behoeften (Sociaal contact, waardering, vriendschap etc.)​
  • Arbeidsethos (Waarde die mensen aan werk toekennen) Hangt af van tijd en plaats.​


Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn materiële behoeften?​
A
Producten die je niet kan kopen of vasthouden, bijv. vriendschap.​
B
Een behoefte die je krijgt als je aan het werk bent.​
C
Producten die je kan kopen en aanraken, bijv. een telefoon.​
D
Een behoefte om dingen snel te gaan kopen. ​

Slide 4 - Quizvraag

Visie op werk​
  • Grondwetswijziging 1983 iedereen recht op arbeid.​
  • Recht op arbeid is sociaal grondrecht.​
  • Overheid zorgt voor genoeg werkgelegenheid.​
  • Maatschappelijke plicht (Plicht om te voorzien in behoefte van anderen,bijvoorbeeld belasting)​



Slide 5 - Tekstslide

Sinds wanneer staat er in de wet dat iedereen recht heeft op arbeid?
A
1976
B
1983
C
1985
D
1979

Slide 6 - Quizvraag

Werk en sociale ongelijkheid​
  • Werk dat mensen doen bepaalt hun maatschappelijke positie (Macht, status, inkomen)​
  • Opwaartse sociale mobiliteit is als je bij andere banen die meer kennis en ervaring vragen en waar een hoger salaris aan vastzit terechtkomt.​
  • Sociale ongelijkheid op de arbeidsmarkt (Ongelijke kansen, kennis, welvaart en (politieke) macht)​
  • Komt deels door de omgeving waarin mensen opgroeiden en aangeboren verschillen.​
  • Overheid probeert sociale ongelijkheid tegen te gaan.​
  • Positieve discriminatie (Bevoordelen van groepen met een achterstand op de arbeidsmarkt.)​






Slide 7 - Tekstslide

Welke drie dingen zijn genoemd die bij je maatschappelijke positie horen

Slide 8 - Open vraag

Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt​
  • Flexibilisering is de toename van het aantal flexwerkers.​
  • Voor werkgevers voordelig, eenvoudig afscheid nemen​
  • Technologisering (Zelfscankassa’s, Chatbots, robots in distributiecentra)​
  • AI en robots zijn kostenbesparend​
  • Werknemers kunnen hun baan verliezen, maar ook een nieuwe krijgen (Programmeren robots)​




Slide 9 - Tekstslide

Welke ontwikkeling vallen Zelfscankassa’s, Chatbots en robots in distributiecentra onder?
A
Legalisering
B
Flexibilisering
C
Hybridisering
D
Technologisering

Slide 10 - Quizvraag

Globalisering​
  • Economieën zijn steeds meer met elkaar verbonden.​
  • EU is veranderd in gemeenschappelijke arbeidsmarkt.​
  • Bedrijven kunnen zich eenvoudig in alle landen in EU vestigen.​
  • Productieproces wordt verplaatst naar lagelonenlanden zoals India.​



Slide 11 - Tekstslide

Waarvoor dient de EU met betrekking tot de arbeidsmarkt?
A
Gemeenschappelijke arbeidsmarkt
B
Open grenzen
C
Immigranten opvang

Slide 12 - Quizvraag

Zijn er nog vragen?

Slide 13 - Tekstslide