H4. de arbeidsmarkt + veranderingen op de arbeidsmarkt

4.1 de arbeidsmarkt
De vraag naar werkers en het aanbod van werkers
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 de arbeidsmarkt
De vraag naar werkers en het aanbod van werkers

Slide 1 - Tekstslide

Vraag en aanbod
De vraag naar werknemers van alle bedrijven in Nederland samen noemen we werkgelegenheid. Dat is dus eigenlijk hoeveel banen er nog zijn waar geen personeel voor is.

Het aanbod van werknemers zijn alle mensen tussen de 15-75 jaar oud die minimaal 12 uur per week werken of willen werken.
Dit noemen we de beroepsbevolking

Slide 2 - Tekstslide

arbeidssectoren
De arbeidsmarkt bestaat uit duizenden beroepen en bedrijven. Je maakt tegenwoordig een deel van het werk, dat noemen we arbeidsverdeling. Bijvoorbeeld bij het bouwen van een huis:
- iemand maakt de tekeningen
- iemand maakt de muren
- iemand doet de elektra
- iemand werkt de binnenkant af

Slide 3 - Tekstslide

de 4 arbeidssectoren
Alle beroepen kunnen verdeeld worden in 4 categorieën:

1. Primaire sector: landbouw, veeteelt, jacht en visserij
dit is de sector die grondstoffen en voedsel levert

Slide 4 - Tekstslide

de 4 arbeidssectoren
2. de secundaire sector: Industrie

grondstoffen uit de 1e sector worden hier verwerkt tot producten. Bijvoorbeeld van graan wordt brood gemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

De 4 arbeidssectoren
3. de tertiaire sector: Diensten

de producten die in de industrie zijn gemaakt worden in deze sector aan de mensen verkocht. Dit is commerciële dienstverlening: handel, transport, horeca, banken en reisbureaus.

Slide 6 - Tekstslide

De 4 arbeidssectoren
4. de quartiaire sector: diensten waar geen winst gemaakt wordt (niet - commerciële dienstverlening)

Bijvoorbeeld overheidsinstanties, brandweer, onderwijs en maatschappelijk werk.

Slide 7 - Tekstslide

Dienstverlening
In de 3e en 4e sector maak je dus niet echt een product maar je levert een dienst. Je maakt geen kleding maar je maakt bijvoorbeeld schoon.

In Nederland werken de meeste mensen in de dienstensector. Nederland is een informatiemaatschappij. We noemen dit een post (na) - industriële samenleving

Slide 8 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
Elk beroep heeft een bepaalde status.
Als je opgeleid bent heb je vaker een beroep met status, je hebt dan veel kennis, een goed salaris en vaak een leidinggevende functie.

Als je pas net begint of je hebt niet doorgeleerd dan heeft een beroep vaak minder status.

Slide 9 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
De status van jouw beroep bepaalt voor een groot deel jouw plek op de sociale ladder. Die maatschappelijke positie bepaalt bij welke maatschappelijke klasse je behoort.

Dat is een groep mensen die allemaal ongeveer dezelfde plek op de sociale ladder heeft.

Slide 10 - Tekstslide

Maatschappelijke klasse
Er bestaat ongelijkheid tussen mensen door hun opleiding en beroep. Dit noemen we sociale ongelijkheid. Dit betekent dat inkomen, kennis en macht niet gelijk over alle mensen verdeeld is. Hierdoor hebben niet alle mensen dezelfde kansen op de arbeidsmarkt.

Slide 11 - Tekstslide

4.2 ontwikkelingen op de arbeidsmarkt

Slide 12 - Tekstslide

In beweging
De arbeidsmarkt verandert steeds, er komen beroepen bij en gaan beroepen af. 20 jaar geleden bestond het beroep App-ontwikkelaar niet, nu is het een veelvoorkomend beroep.

Slide 13 - Tekstslide

3 ontwikkelingen
We zien 3 soorten ontwikkelingen op de arbeidsmarkt:

- werkgelegenheid (hoeveel werk er is) verandert steeds
- steeds meer mensen werken flexibel (zonder vast contract)
- steeds meer werk gaat automatisch (robots) en digitaal (met de computer

Slide 14 - Tekstslide

werkgelegenheid
- er zijn periodes waarin er veel werk is en waarin er weinig werk is
- dit verschilt per sector: in de landbouw en industrie is veel werk overgenomen door computers en robots, hier is dus minder werk. In de dienstverlening is veel werk.
- Soms bezuinigd de overheid op bijvoorbeeld zorg, veel mensen raken dan hun baan kwijt. Jaren later gaat er weer meer geld naar zorg. Dan zijn er ineens weer veel mensen nodig in de zorg. Mensen kopen steeds vaker online daardoor is er minder vraag naar winkelpersoneel.

Slide 15 - Tekstslide

Flexibel werken
Dit noemen we ook wel flexwerken, je hebt dan geen vast contract.

2 soorten:
- mensen die tijdelijk bij een bedrijf werken, oproepkrachten en uitzendkrachten. Ze werken bij een vast bedrijf maar weten niet hoe lang er werk is.

Slide 16 - Tekstslide

flexwerkers
De andere soort: 
- ZZP'ers (Zelfstandige Zonder Personeel) ze nemen zelf opdrachten aan bij verschillende opdrachtgevers. Soms werken ze voor verschillende bedrijven tegelijk. Vaak is er in hun beroep weinig vast werk te krijgen zoals journalisten, schoonheidsspecialisten en trainers.

Slide 17 - Tekstslide

Robots en computer
Steeds meer werk wordt overgenomen door robots (automatisering) en computers (digitalisering)

- Industriële automatisering: robots bouwen auto's en koeien worden gevoerd met een computergestuurde robot. Robots nemen zwaar en saai werk over maar zorgen ook voor minder lichaamsbeweging 

Slide 18 - Tekstslide

Robots en computer
- Automatisering in de dienstverlening: typen in plaats van schrijven, boekhoudprogramma's en email...allemaal sneller en makkelijker. Klantenservice wordt ook vaak door een chatbot overgenomen. Het gaat makkelijker en sneller maar is ook onpersoonlijker en zorgt voor meer blessures die met de computer te maken hebben zoals een muisarm.

Slide 19 - Tekstslide

Digitale automatisering
- Digitale automatisering: kennis en data worden opgeslagen. Informatie die vroeger op papier stond staat nu digitaal. Scholen hebben een leerlingvolgsysteem (bijv Magister) waarin alle info en cijfers staan. Bedrijven houden bij wat je koopt. Door deze ontwikkeling komen er steeds meer banen bij maar het zorgt ook voor nieuwe problemen met bijvoorbeeld privacy.

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar blz 37
Maak opdrachten 1 t/m 3
Ga naar blz 39
Maak opdrachten 5 t/m 8
Huiswerk: invulsamenvatting H4

Slide 21 - Tekstslide