Tijdens ruststofwisseling vindt geen dissimilatie plaats
A
Juist
B
Onjuist
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Tijdens ruststofwisseling vindt geen dissimilatie plaats
A
Juist
B
Onjuist
Slide 1 - Quizvraag
Binas 95B In 100 g van een voedingsmiddel zit 3 mg ethylbutyraat. Hoeveel g van dit voedingsmiddel zou jij in een keer kunnen eten zonder vergiftigingsverschijnselen te krijgen?
A
900 mg
B
30 kg
C
30 g
D
90 g
Slide 2 - Quizvraag
Binas 67G1 Noem de bouwstenen waaruit vetten zijn opgebouwd
Slide 3 - Open vraag
Welke voedingsstof levert per gram het meeste energie?
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Voedingsvezels
Slide 4 - Quizvraag
Binas 90A - Welk systeem komt het traagst op gang?
A
aerobe dissimilatie
B
anaerobe dissimilatie
C
creatinefosfaat-noodaccu
D
Voorraad ATP
Slide 5 - Quizvraag
Binas 68A - De aerobe afbraak van glucose vindt plaats
A
alleen in de mitochondrien
B
alleen in het grondplasma
C
in het grondplasma en de mitochondrien
Slide 6 - Quizvraag
Leg uit waarom voedingsvezels wel bij de beschermende stoffen, maar niet bij de voedingsstoffen horen
Slide 7 - Open vraag
Op internet lees je dat je elke dag gemiddeld 0,8 g eiwitten per kg lichaamsgewicht nodig hebt. In een kippenei zit gemiddeld 7.3 g eiwitten. Bereken hoeveel eieren je per dag nodig hebt voor jouw eiwitbehoefte als je geen andere eiwitten eet
Slide 8 - Open vraag
Welk van de reacties is een assimilatieproces?
A
Het ontstaan van koolstofdioxide uit glucose
B
Het ontstaan van eiwitten uit aminozuren
C
Het ontstaan van glucose uit glycogeen
D
Het ontstaan van ureum uit aminozuren
Slide 9 - Quizvraag
Bevat melkzuur (C3H6O3) veel of weinig energie?
A
Veel
B
Weinig
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel ATP ontstaat er bij de aerobe dissimilatie meer dan bij de anaerobe dissimilatie?
A
1 ATP
B
2 ATP
C
36 ATP
D
38 ATP
Slide 11 - Quizvraag
Tijdens de aanloop en hinkstapsprong vindt in beenspieren anaërobe dissimilatie plaats. Welke van de stoffen alcohol, koolstofdioxide, melkzuur en water komt of komen in deze spieren vrij bij dat proces?
A
Alcohol
B
Koolstofdioxide
C
Melkzuur
D
Water
Slide 12 - Quizvraag
Koeien produceren oa methaangas (CH4) bij de vertering van grassen. Deze stof is
A
Anorganisch
B
Organisch
Slide 13 - Quizvraag
Bij de groei van een plant, wat is juist?
A
Assimilatie = dissimilatie
B
Dissimilatie > assimilatie
C
Assimilatie > dissimilatie
D
Er is alleen assimilatie en geen dissimilatie
Slide 14 - Quizvraag
In de afbeelding is schematisch een plantencel weergegeven. De in de cel aanwezige onderdelen zijn niet alle op dezelfde schaal getekend. Eén van de organellen is met P aangegeven.
Welke van deze beweringen is of zijn juist over organel P?
A
In P vindt aërobe dissimilatie plaats.
B
In P vindt anaërobe dissimilatie plaats.
C
In P bevinden zich enzymen die een rol spelen bij de fotosynthese.
D
In P bevinden zich pigmenten die een rol spelen bij de fotosynthese.
Slide 15 - Quizvraag
Bij de vorming van zetmeel uit organische stoffen is lichtenergie nodig
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Netto-productie van fotosynthese in planten bij verschillende lichtsterkten
compensatiepunt
Slide 17 - Tekstslide
De hoeveelheid CO2 bij het compensatiepunt die een plant bij de dissimilatie vormt, is
A
groter dan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese
B
gelijk aan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese
C
kleiner dan de hoeveelheid die de plant gebruikt bij de fotosynthese