Vorbereitung auf Toetsweek (TW) 2 Deutsch Vwo 3

1 / 41
volgende
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Vorbereitung auf Toetsweek (TW) 2 Deutsch Vwo 3
- Kapitel 2 
- Kapitel 3 

Wörter = alle Wörter Kapitel 2 
Wörter = Wörter Kapitel 3 = Lektion 1,2,3
Redemittel = Seite 101, 103 en 153/154
Grammatik = volgende slide
Landeskunde = alleen datgene wat je in de LessonUP kunt vinden

Slide 2 - Tekstslide

Grammatik 
- Modalverben (een kort verhaal, vervoegingen al gegeven)
- sterke en zwakke werkwoorden vervoegen onvoltooid tegenwoordige tijd en voltooide tijd
- Imperativ (gebiedende wijs) 
- verbuigen der- en ein Gruppe (schema in toets) 

Slide 3 - Tekstslide

Redemittel 
je geeft direct een Duitstalig antwoord op
1- een beeld/plaatje
2- een omschrijving van een situatie 

Slide 4 - Tekstslide

Redemittel 
Ik vraag dit onder andere aan de hand van een beeld. 
Een hele mooie oefening hiervoor is de oefening op blz 71, Aufgabe 12 

Ik vraag het ook aan de hand van een artikel en een stelling.
Voorbeeld = 
Was hältst du von Tierversuche ? Seite 79

Slide 5 - Tekstslide

Ich gebe (mijn) Mutter Blumen

Slide 6 - Open vraag

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
der Mann
ein Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Kinder
keine Kinder
3.
dem Mann
einem Mann
der Frau
einer Frau
dem Kind
einem Kind
den Kindern
keinen Kindern
4.
den Mann
einen Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Kinder
keine Kinder
Formen der Fälle                     Der- und Ein-Gruppe

Slide 7 - Tekstslide

uitgelegd
Ik geef bloemen aan mijn moeder 

ik = onderwerp (Subjekt/Nominativ/1e naamval) 

bloemen = lijdend voorwerp (akkusativ/4e naamval) 

moeder = meewerkend voorwerp (dativ)

Slide 8 - Tekstslide

In deze toets 
krijgen jullie van mij het der- en ein schema erbij



 

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
1  O
ich
du
er
sie
es
3 MV
mir
dir
ihm
ihr
ihm
4 LV
mich
dich
ihn
sie
es
1  O
wir
ihr
sie
Sie
3 MV
uns
euch
ihnen
Ihnen
4 LV
uns
euch
sie
Sie

Slide 11 - Tekstslide

Schema in toets? 
slechts gedeeltelijk! 

Slide 12 - Tekstslide

hoe verwerken? 
Zie Aufgabe 10, Seite 91

(een opgave zoals deze is vergelijkbaar met hetgeen ik jullie kan vragen in de toets) 

Slide 13 - Tekstslide

Verben (werkwoorden) met Dativ en Akkusativ 
Dativ = danken / helfen / gehören / zeigen / gratulieren

Akkusativ = fragen / einladen / finden 

Let op: dit zijn de werkwoorden die ik je vraag in de toets

Slide 14 - Tekstslide

oefen er gerust mee :) 
https://wordwall.net/resource/3849727/verben-mit-akkusativ-nominativ-dativ

Slide 15 - Tekstslide

Modalverben 
jullie weten de betekenis van de Modalverben
jullie nemen kennis van de vervoegingen 
en verwerken deze zoals in onderstaande oefening


https://www.lehrerlenz.de/lektion_13_modalverben.html

Slide 16 - Tekstslide

Modalverben
dürfen
mogen (toestemming hebben)
können
kunnen
mögen
leuk vinden / lusten
müssen
moeten

Slide 17 - Tekstslide

Modalverben

Slide 18 - Tekstslide

verschil tussen sollen en müssen
müssen = een noodzakelijkheid
sollen = een ''moet'' die een ander je deelt (een raadgever) 

Lize muss zum Arzt gehen. Sie soll den Fuß kühlen

Ze moet naar de arts. Een ander adviseert haar de voet te koelen


Slide 19 - Tekstslide

Partizip Perfekt

Slide 20 - Tekstslide

Partizip II = voltooid deelwoord
Perfekt = v.t.t



Partizip = voltooid deelwoord
Perfekt = v.t.t.

Slide 21 - Tekstslide

Een aantal werkwoorden voor jullie. Ik deel er nog een aantal in deze LessonUP 
  1. gekauft
  2. gespielt
  3. geschwommen
  4. beschrieben
  5. gewünscht
  6. fotografiert
  7. besucht 

Slide 22 - Tekstslide

Imperativ 
spreek ik 1 persoon aan = stam ww enkelvoudsvorm 
spreek ik 2 personen of meerdere personen aan = stam + t meervoudsvorm 
spreek ik iemand aan in de beleefdheidsvorm = hele ww + Sie 

Slide 23 - Tekstslide

oefenen Imperativ 
https://wordwall.net/resource/39362263/übung-imperativ

Slide 24 - Tekstslide

Sterke werkwoorden

Slide 25 - Tekstslide

riesig
A
roestig
B
reusachtig
C
miezerig
D
hagelslag

Slide 26 - Quizvraag

irritant is in het Duits...
A
nervig
B
irritanz
C
verrückt
D
stolz

Slide 27 - Quizvraag

hässlich
A
voordat
B
haasten
C
lelijk
D
tevergeefs

Slide 28 - Quizvraag

Die ..... Sonnenbrille ist hässlich.
A
rote
B
roten
C
roter
D
rotes

Slide 29 - Quizvraag

sauer
A
zoet
B
zuur

Slide 30 - Quizvraag

Wörter
https://dashboard.blooket.com/set/659fab0d74368624735d1c53

Slide 31 - Tekstslide

der-Gruppe

3e naamval vrouwelijk?
A
die
B
das
C
der
D
den

Slide 32 - Quizvraag

Ihr ........ eine tolle Gruppe.
A
seid
B
sind
C
seit
D
bist

Slide 33 - Quizvraag

der-Gruppe

4e naamval mannelijk
A
die
B
das
C
der
D
den

Slide 34 - Quizvraag

oefenen Satzanalyse 
https://wordwall.net/de/resource/15254626/satzglieder-bestimmen

Slide 35 - Tekstslide

bepaalde en onbepaalde lidwoorden 
https://wordwall.net/de/resource/54498910/bestimmter-oder-unbestimmter-artikel

Slide 36 - Tekstslide

WELCHE FLAGGE GEHÖRT ZU WELCHEM LAND?
Die Schweiz
Österreich
Deutschland

Slide 37 - Sleepvraag

Bist du in den Ferien 
die Schweiz gefahren?
_______
in
nach
zu

Slide 38 - Sleepvraag

Sleep het juiste gerecht/product naar het juiste land
Österreich
Deutschland
die Schweiz

Slide 39 - Sleepvraag

plotseling
de maand
omdat
Zwitserland
de taal
de verrassing
weil
die Überraschung
die Sprache
die Schweiz
plötzlich
der Monat

Slide 40 - Sleepvraag

veel oefenen met der - ein Gruppe 
https://deutschlernerblog.de/deklination-unbestimmter-artikel-online-uebungen-grammatikuebungen/

Slide 41 - Tekstslide