Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Vandaag 
  1. Lesdoel
  2. Huiswerk behandelen bladzijde 62/63 opdracht 1 tot en met 3
  3. Uitleg spelling werkwoordsvormen en werkwoordstijden
  4. Zelf aan de slag
  5. Vooruitblik volgende les
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 
  1. Lesdoel
  2. Huiswerk behandelen bladzijde 62/63 opdracht 1 tot en met 3
  3. Uitleg spelling werkwoordsvormen en werkwoordstijden
  4. Zelf aan de slag
  5. Vooruitblik volgende les

Slide 1 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 




  • Je leert wat de verschillende werkwoordsvormen zijn en kunt deze benoemen

Lesdoel:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
  • bataljon – o → het
  • dienst – m → de
  • discipline – v → de
  • fundament – o → het
  • gemeente – v → de
  • mechaniek – v en o → de en het
  • mediatheek – v → de
  • mozaïek – o → het
  • raad – m → de
  • universiteit – v → de
  • voogdij – v → de
  • waterschap – o → het

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2
  • 1 De aanvoerder, die de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op.
  • 2 Het shirt dat daar hangt, vind ik wel mooi, maar dit hier staat me absoluut niet.
  • 3 Max kreeg straf voor een filmpje van een docent, dat hij op internet plaatste.
  • 4 Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar die nieuwe leen ik niet uit.
  • 5 Vreemd dat dit stripblad, dat altijd goed werd verkocht, failliet is gegaan.
  • 6 Toen Marieke de trui met University of Florence zag, kocht ze die meteen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
  • 1 De gemeente legt hier een nieuw fietspad aan, dat de veiligheid moet vergroten.
  • 2 Erin heeft een slepend conflict met de trainer, dat is ontstaan na de finale.
  • 3 Club 8 is een gezellige disco, die veel leerlingen geregeld bezoeken.
  • 4 Op de markt kocht Loes een heerlijk ijsje, dat ze al slenterend oplikte.
  • 5 Met Hold my hand had Jess een hit, die wekenlang in de Top 40 stond.
  • 6 We speelden een puike wedstrijd, die we met 2-0 wisten te winnen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg: filmpje over werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordsvormen
en werkwoordstijden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordsvormen
Je hebt gezien dat een werkwoord verschillende  vormen heeft.

- infinitief (inf): lachen
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): ik lach / hij lacht / wij lachen
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt): ik lachte / hij lachte / wij lachten
- voltooid deelwoord (vd): ik heb gelachen
- onvoltooid deelwoord (od): lachend

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden
Je hebt ook gezien dat er verschillende werkwoordstijden zijn. 

- onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): Guus maakt een tekening. / Ik loop naar school.
- onvoltooid verleden tijd (ovt): Guus maakte een tekening. / Ik liep naar school.
- voltooid tegenwoordige tijd (vtt): Guus heeft een tekening gemaakt. / Ik heb naar school gelopen.
- voltooid verleden tijd (vvt): Guus had een tekening gemaakt. / Ik had naar school gelopen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel werkwoordsvormen zijn er?
A
3
B
5
C
4
D
2

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Hijgend liep hij met zijn hondje naar de hondenuitlaatplaats en liet het hondje plassen.

A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Lachend vertelde de docent dat alle leerlingen een voldoende hadden gehaald.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende werkwoordsvormen heeft deze zin?

Voor het huwelijksfeest heeft margriet een cadeau gekocht.

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Waar? 
Bladzijde 186/187

Waarover?
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Welke opdrachten?
1 t/m 4

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Nee, wel voor aankomende dinsdag

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooruitblik volgende les
Deadline: Why I love/hate this book
Oefentoets formuleren, spelling en woordenschat

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies