hoofdstuk 5 + 6

nederlands
wat gaan we doen?
  • theorie bekijken hf 5
  • + filmpje
  • theorie bekijken hf 6
  • + filmpje
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

nederlands
wat gaan we doen?
  • theorie bekijken hf 5
  • + filmpje
  • theorie bekijken hf 6
  • + filmpje

Slide 1 - Tekstslide

theorie hoofdstuk 5 (1)
bijvoeglijk naamwoord
  • korte en lange vorm
vb: mooi -> mooie
vb: die tas is mooi, dat is een mooie tas


Slide 2 - Tekstslide

theorie hf 5 (1)
bijvoeglijk naamwoord
manieren om de lange vorm van een bv te maken
  • zet een -e achter het woord
vb: klein -> kleine
  • verdubbel laatste letter en zet een -e achter het woord
vb: fris -> frisse

Slide 3 - Tekstslide

theorie hf 5 (1)
  • haal een e,a,o of u weg en zet een -e achter het woord
vb: traag -> trage
  • verander een -f in een -v of een -s in een -z en zet een -e achter het woord
vb: lief -> lieve 

Slide 4 - Tekstslide

theorie hf 5 (1)
sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema
vb: financieel -> financiële

stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden
  • welk materiaal
vb: zilveren, aluminium

filmpje kijken

Slide 5 - Tekstslide

theorie hf 5 (2)
deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
van vol. tijd en onvol. tijd kun je een bijvoeglijk naamwoord maken

  • soms moet je een -e achter het woord zetten
  • spel het bv zo kort mogelijk (maar wel dat het klopt)

Slide 6 - Tekstslide

theorie hf 5 (2) (voorbeelden)
-passen - gepast (vd)   - een gepast (bv) truitje
                  - passend (od)  - het passende (bv) kozijn
-verwoesten  - verwoest (vd)    - het verwoeste (bv) huis
                            - verwoestend (od)   - een verwoestend (bv) vuur
-branden - verbrand (vd)   - de verbrande (bv) hand
                     - brandend (od)  - een brandend (bv) haardvuur

Slide 7 - Tekstslide

theorie hf 5 (2)
  • soms moet je voor de uitspraak -tt of -dd schrijven:
vb: 
bezetten   -bezet (vd)  - een bezette (bv) stoel
bekladden   - beklad (vd)  - het bekladde (bv) behang

+filmpje 

Slide 8 - Tekstslide

theorie hf 6 (1)
komma, dubbelde punt en aanhalingsteken
je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken
wanneer gebruik je die?
  • tussen twee persoonsvormen:
vb: als jij die groente snijdt, bak ik het vlees

Slide 9 - Tekstslide

theorie hf 6 (1)
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
vb: Rianne spreekt Nederlands ,Frans ,Engels en Duits  

  • tussen een naam en een uitroepteken en de rest van de zin
vb: Stop eens, ik heb een lekke band!

  • voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra
vb: Mijn vriendin wil graag naar de bios, maar ik kijk liever thuis een film

Slide 10 - Tekstslide

theorie hf 6 (1)
je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt
  • een opsomming
bv: Rianne spreekt 4 talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits
  • een toelichting
bv: We eten elke dag 2 stuk fruit: dat is gezond
  • een citaat
vb: Vader zei: 'ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser

Slide 11 - Tekstslide

theorie hf 6 (1)
je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt

vb: Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'
vb: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.

+filmpje

Slide 12 - Tekstslide

theorie hf 6 (2)
werkwoordsvormen en werkwoordstijden
de verschillende werkwoordsvormen:
  • infinitief, bv: lachen
  • pv tegenwoordige tijd, bv: ik lach, hij lacht, wij lachen
  • pv verleden tijd, vb: lachte, lachten
  • voltooid deelwoord, bv: gelachen
  • onvoltooid deelwoord, bv: lachend

Slide 13 - Tekstslide

theorie hf 6 (2)
De verschillende werkwoordstijden
  • onvoltooid tegenwoordige tijd, bv: Guus maakt een tekening
  • onvoltooid verleden tijd, bv: Guus maakte een tekening
  • voltooid tegenwoordige tijd, bv: Guus heeft een tekening gemaakt
  • voltooid verleden tijd, bv: Guus had een tekening gemaakt
+ filmpje

Slide 14 - Tekstslide