Observatiemethoden

Observatiemethoden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Methodiek 2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Observatiemethoden

Slide 1 - Tekstslide

Prikkel > ....... > verwerking > waarneming
Welk woord hoort op de puntjes?
A
Waarnemen
B
Gewaarwording
C
Bewustwording
D
Bekijken

Slide 2 - Quizvraag

Wat is observeren

Slide 3 - Woordweb

Observatiemethoden

​Observeren doe je altijd volgens een methode. ​ 

4 hoofdgroepen:​ 
1. Participerend/gestructureerd​
2. Participerend/ongestructureerd 
3. Niet-participerend/gestructureerd​
4. Niet-participerend/ongestructureerd​

Slide 4 - Tekstslide

Observeren
 Is een doelgerichte en systematische waarnemingen van gedragingen en uitingen van één of meer personen of van een gebeurtenis met de bedoeling de waarnemingen te beschrijven en samen te vatten.

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent dit?
Participerend: 
je neemt zelf deel aan de situatie
Niet-participerend: 
je bent toeschouwer (onopvallend aanwezig)
Gestructureerd: 
je weet precies wat je gaat observeren en volgens welk systeem
Niet-gestructureerd: 
er ligt niet vast hoe je gaat observeren, je maakt van je aantekeningen later een verslag

Slide 6 - Tekstslide

Welke vorm van observeren
zie je in de afbeelding
hiernaast?
A
Participerend
B
Niet-participerend

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm van
observeren zie je in
de afbeelding hiernaast?
A
Niet-participerend
B
Participerend

Slide 8 - Quizvraag

Hulpmiddelen 
  • Onewayscreen – spiegel glas​
  • Pen en papier​
  • Camera​
  • Spel/speelgoed​
  • Klok/timerstopwatch

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld observatieschema

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld beoordelingsschaal

Slide 11 - Tekstslide

Gegevens van de observatie vastleggen 


Hoe ga je de gegevens van de observatie vastleggen? ​


  • Beschrijvend ​(alles opschrijven wat je ziet per categorie)
  • Observatieschema​
  • Codeersysteem​  (codetaal)
  • Beoordelingsschaal


Slide 12 - Tekstslide

Tijdstip van de observatie 
  •  Continu observeren​ of bepaalde tijdstippen

Afhankelijk wat je gaat observeren

Slide 13 - Tekstslide

Beginsituatie
Verzamelen van gegevens
- zoveel mogelijk relevante informatie verzamelen van je doelgroep
algemene gegevens en individuele gegevens

Slide 14 - Tekstslide

Algemene gegevens
Aantal: hoe groot is de doelgroep?
Leeftijd: uit welke leeftijd bestaat de doelgroep?
Geslacht: wat is de verhouding meisjes-jongens?
Geboorteland: wel of geen migratie-achtergrond?
Herkomst: provincie, stad of dorp?
Maatschappelijke positie opvoeders: opleiding en beroep?
Leefomstandigheden: waar en hoe woont de doelgroep?
Financiële positie: hoeveel hebben de ouders te besteden?
Levensbeschouwing: is er sprake van een (geloofs-)overtuiging?
Politieke oriëntatie: hebben de ouders bepaalde politieke opvattingen?
Geschiedenis: wat heeft de doelgroep meegemaakt in hun leven?










Slide 15 - Tekstslide

Individuele gegevens
Individuele gegevens achterhaal je door het stellen van vragen, zoals:
Welke hobby's heeft het kind?
Hoelang bezoekt het kind de organisatie al?
Heeft het kind behoefte aan activiteiten?
Hebben het kind of de opvoeders een voorkeur voor activiteiten?
Heeft het kind behoefte aan uitdaging?
Heeft het kind extra behoefte aan structuur?
Welke lichamelijke mogelijkheden heeft het kind?
Welke verstandelijke mogelijkheden heeft het kind?
Welke emotionele mogelijkheden heeft het kind?
Welke sociale mogelijkheden heeft het kind?
Kan het kind veel of weinig opbrengen?
Is het humeur, wisselend of stabiel?
Is het kind onrustig, angstig, agressief, depressief, gestrest, vrolijk, gezellig of druk?













Slide 16 - Tekstslide

Beginsituatie Analyse doelgroep

· Naam instelling en evt. naam groep
· Soort groep (PSZ, KO, BSO, of anders..)
· Horizontale of verticale groep
· Groepsgrootte
· Leeftijden en samenstelling groep, aantal j/m
· Geloof
· Taal / talen
· Dagritme
· Sfeer groep / dynamiek
· Regels
· Interesses kinderen
· Ontwikkelingsniveau
1.Beschrijf de ontwikkelingsgebieden (cognitief, lichamelijk/ motorisch, sociaal- emtioneel, seksueel, etc.
2. Pas de theorie toe op de groep.
· Bijzonderheden of problematiek.
*Ook kun je de SLO doelen gebruiken om de ontwikkeling in kaart te brengen.















Slide 17 - Tekstslide