In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Overzicht thema stofwisseling H5
Slide 1 - Tekstslide
De pindaplant gebruikt glucose om plantaardige vetten te maken. Welk antwoord klopt?
A
Dit kost energie, het is assimilatie en vet is anorganisch
B
Dit kost energie, het is assimilatie en vet is organisch
C
Dit levert energie op, het is assimilatie en vet is anorganisch
D
Dit levert energie op, het is assimilatie en vet is organisch
Slide 2 - Quizvraag
Waar kan een cel ATP voor gebruiken?
A
Om enzymen te laten werken
B
Om stoffen over een membraan te verplaatsen
C
Om eiwitten te maken
D
Om energie in op te slaan
Slide 3 - Quizvraag
Waar staat de P van ATP voor?
A
productie
B
pandora
C
fosfaat
D
primair
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer is een enzym het meest actief?
A
Bij de minimumtemperatuur
B
Bij de maximumtemperatuur
C
Bij de optimumtemperatuur
D
Bij de
Slide 5 - Quizvraag
Een enzym is meestal..
A
een koolhydraat
B
een vet
C
een eiwit
D
een fosfolipide
Slide 6 - Quizvraag
En buis met enzym en substraat wordt langzaam opgewarmd naar 80 graden. Optimum is bij 40 graden. Glucose is het product. Welke grafiek is juist?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quizvraag
Maltase zet maltose om in glucose. Welke bewering is juist?
A
Maltase is een enzym, maltose is het substraat, glucose is het product
B
Glucose is een enzym, maltase is het substraat, maltose is het product.
C
Maltose is een enzym,
glucose is het substraat
maltase is het product
D
Maltase is een enzym,
maltose is het product
glucose is het substraat
Slide 8 - Quizvraag
Vier verschillende planten worden opgekweekt. 1 bij paars licht, 1 bij groen licht, 1 bij geel licht en 1 bij oranje licht. Welke groeit het hardst? Gebruik BiNaS 72.
A
Die bij paars licht
B
Die bij groen licht
C
Die bij geel licht
D
Die bij oranje licht
Slide 9 - Quizvraag
Dit is amylose. Dit is een..
A
Koolhydraat
B
Vet
C
Eiwit
Slide 10 - Quizvraag
Amylose is een ander woord voor zetmeel. Wat is zetmeel en wordt het gemaakt door dieren of door planten?
A
Polysacharide, dieren
B
Polypeptide, planten
C
Polysacharide, planten
D
Polypeptide, dieren
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel koolstofdioxide wordt er gevormd bij aerobe dissimilatie van 1 glucose? En hoeveel ATP?
A
6 CO2 en 6 ATP
B
6 CO2 en 30 ATP
C
2 CO2 en 6 ATP
D
2 CO2 en 30 ATP
Slide 12 - Quizvraag
Een gist heeft eerst wel zuurstof en daarna geen zuurstof. Hij heeft nog steeds evenveel ATP nodig. Dissimileert hij meer of minder glucose?
A
Hij dissimileert ongeveer 15x meer glucose
B
Hij dissimileert ongeveer 2x meer glucose
C
Hij dissimileert ongeveer 15x minder glucose
D
Hij dissimileert ongeveer 2x minder glucose
Slide 13 - Quizvraag
Een plant geeft 2 mol CO2 af in het donker. Hij neemt 1 mol CO2 op in het licht. Hoeveel mol CO2 heeft hij nodig voor fotosynthese?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 14 - Quizvraag
Een plant geeft 2 mol CO2 af in het donker. Hij neemt 1 mol CO2 op in het licht. Hoeveel mol O2 heeft hij nodig voor fotosynthese?