16.2 economische kringloop

16.2 Economische kringloop
Wat gaan we doen?
- bespreken checklist 16.1 (adhv quiz)
- uitleg economische kringloop
- uitleg betalingsbalans
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

16.2 Economische kringloop
Wat gaan we doen?
- bespreken checklist 16.1 (adhv quiz)
- uitleg economische kringloop
- uitleg betalingsbalans

Slide 1 - Tekstslide

bruto --> netto
+ saldo primaire inkomen met het buitenland
nationaal --> beschikbaar nationaal
factorkosten --> marktprijzen
NBP
- afschrijvingen
BBP --> BNI
+ saldo overdrachtsinkomens met buitenland
primaire inkomens
+ productgebonden belastingen - productgebonden subsidies

Slide 2 - Sleepvraag

checklist 20 en 21

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

een Nederlander betaalt zijn hotelrekening in New York
Phillips betaalt dividend uit aan een Spaanse aandeelhouder
ABNAMRO koopt Chinese staatsobligaties
Japanse bank betaalt rente aan een Nederlandse rekeninghouder
Een Nederlander sluit een lening af bij een IJslandse bank
Unilever (NL) bouwt een fabriek in de VS
Nederlandse gepensioneerde oud werknemer van Qantas airlines (AUS) ontvangt pensioenuitkering
Een Nederlander koopt een auto in Duitsland

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

oorzaak - gevolg vraag
Zorg ervoor dat je zowel de oorzaak als het gevolg in je antwoord verwerkt

Slide 9 - Tekstslide

Door een toename van de schulden ....(oorzaak)
... zal de particuliere sector ('consumenten') meer rente moeten betalen...
... en zullen hierdoor minder geld over houden voor besparingen (S)...
... en zal bij gelijkblijvende investeringen (I)...
... het spaarsaldo van de particuliere sector afnemen (gevolg)
oorzaak - gevolg vraag
Zorg ervoor dat je zowel de oorzaak als het gevolg in je antwoord verwerkt

Slide 10 - Tekstslide

bereken vraag dus laat je berekening zien!
gebruik figuur 1 en 2 in je antwoord, dit is namelijk de opdracht!

Slide 11 - Tekstslide

1
BBP!
aflezen geeft: In 2007 is (S-I) -4% van het BBP
Hoeveel is (S-I)? Dan kan je namelijk het BBP berekenen (= vraag)
2
ken je deze vergelijking nog?

(S-I) + (B-O) = (E-M)
3
(S-I) + (B-O) = (E-M)

(S-I) + -200 = -750   

(S-I) = -550 (figuur 2)           ---> BBP = -550 / -4 (figuur 1) x 100 = $ 13.750 miljard

Slide 12 - Tekstslide

1
nominale rentestand: rentepercentage uitgedrukt in geld (bijvoorbeeld 5% van € 1.000 = € 50)

reële rentestand: rentepercentage uitgedrukt in koopkracht; hierbij wordt dus ook nog rekening gehouden met inflatie.

In geval van inflatie zal de reële rente lager zijn dan de nominale rente
2
context van de opgave: "groei op de pof"
toename bestedingen zorg dus ook voor toename kredietvraag.
Bij een toenemende kredietvraag zal de prijs voor krediet (nominale rente) toenemen. (1)
3
nominale rentestand neemt toe, reële rentestand blijft gelijk.
In geld uitgedrukt kost krediet dus meer, terwijl krediet in koopkracht uitgedrukt niet meer kost.
Dit kan alleen als er sprake is van inflatie.
Door een toename van de bestedingen (vraag naar producten neemt toe) zullen de prijzen van producten stijgen, waardoor de reële rentestand dus gelijk kan blijven.

Slide 13 - Tekstslide

1
recessie: BBP krimpt
Verwachting is dus dat de bestedingen zullen afnemen. Waarom?
tip: context van de opgave
2
Wat is de situatie eind 2007?
Grote schuldenlast.
Hierdoor kunnen consumenten op een gegeven moment in aflossingsproblemen komen waardoor bestedingen afnemen.

Slide 14 - Tekstslide