Grammatik: Reflexive Verben und Pronomen + Aufgabe 25
Lernziele
Je leert nieuwe woorden en verbreedt je (receptieve) woordenschat.
Je kunt wederkerende werkwoorden en voornaamwoorden in het Duits gebruiken.
Slide 3 - Tekstslide
overhoren: weektaak Lernbox K4 L3
Slide 4 - Tekstslide
Vokabeln - K4 Lektion 4
Gemeinsam: Lernbox K4 L4 besprechen (S.191)
Selbstständig: machen Aufgabe 35 (S.167)
Zeit: 3 Minuten, danach besprechen
timer
3:00
Slide 5 - Tekstslide
Grammatik: reflexive Verben und Pronomen
(wederkerend werkwoord en voornaamwoord)
Een wederkerend voornaamwoord is een werkwoord waarbij ‚zich‘ gebruikt wordt. Zowel in het Duits als het Nederlands komen deze werkwoorden regelmatig voor.
Voorbeelden:
zich vergissen > ik vergis me - Ich irre mich
zich verheugen > hij verheugt zich- Er freut sich
zich interesseren > wij interesseren ons - Wir interessieren uns
Slide 6 - Tekstslide
Wederkerende werkwoorden vervoegen
Om de wederkerende werkwoorden te kunnen gebruiken, moet je een werkwoord kunnen vervoegen. Hoe ging dat ook alweer?
--> Een werkwoord vervoegen:stam + (fe) E – ST – T – EN – T – EN
stam = hele werkwoord (= infinitief) min -en/-n
kommen: komm-
arbeiten: arbeit-
regnen: regn-
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
4. oder 3 Fall?
Ich stehe auf und ziehe mich/mir an.
Ich ziehe mich/mir die Hose an.
Du ziehst dich/dir die Schuhe aus.
Du ziehst dich/dir aus.
Slide 9 - Tekstslide
Grammatik: Reflexive Verben und Pronomen
Machen: K4 L2 Aufgabe 25 (S.162)
Hilfsmittel: Arbeitsbuch und Fachbuch (4)
Zeit: 10 Minuten, danach besprechen
Fertig = Lernen weektaak
Lernliste K4 L4 (D-N)
Lesen Buch
timer
10:00
Slide 10 - Tekstslide
Nächste Stunde
10 Minuten Buch lesen
Lesen: Die 10 fatalsten Fehler im Vorstellungsgespräch + Aufgabe 23, 24
Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.
Slide 11 - Tekstslide
V4 - Woche 22 - Stunde 2, 3
Slide 12 - Tekstslide
Auf dem Tisch
Klaarleggen:
Arbeitsbuch + Fachbuch
Heft
Stift
Anfangsaufgabe
Nimm ein Buch vom Stapel.
Wir lesen 10 Minuten.
Buch ausgelesen = Buchbesprechung ausfüllen.
timer
15:00
Slide 13 - Tekstslide
Planung Stunde 1
Lesen: Die 10 fatalsten Fehler im Vorstellungsgespräch + Aufgabe 23, 24
Hören und lesen: Café-Roller + Aufgabe 36, 37
Grammatik: Präteritum und Partizip II + Aufgabe 42, 43
Lernziele
Je kunt hoofdpunten vatten van programma's over vertrouwde onderwerpen.
Je kunt relevante informatie vinden en begrijpen in korte verslagen en artikelen.
Je kunt de werkwoorden in de verleden tijd en voltooide tijd gebruiken.
Slide 14 - Tekstslide
Lesen:Fehler im Vorstellungsgespräch + Aufgabe 23, 34 (S.160)
Was
K4 L2 Aufgabe 23, 24 (S.160)
Wie
1. Lies zuerst den Text
2.Lies die Fragen und beantworte sie.
Mit wem
Selbstständig, ohne zu sprechen
Zeit
10 Minuten
Hilfsmittel
Wörterbuch D-N
Ergebnis
Die Antworten werden nach dem Lesen besprochen.
Fertig
1. Buch lesen
2. Lernen K4 Lektion 4 Lernliste D-N
timer
10:00
Slide 15 - Tekstslide
Hören und lesen:Café - Roller + Aufgabe 36, 37
Was
K4 L4 Aufgabe 36, 37 (S.167/168)
Wie
1. Aufgabe 36: Lies den Text und bestimme ob die Aussagen richtig oder
falsch sind
2. Aufgabe 37: Lies die Aussagen. Hör dir das Fragment an und bestimme ob
die Aussagen richtig oder falsch sind.
Mit wem
Selbstständig
Zeit
15 Minuten
Ergebnis
Die Antworten werden besprochen.
Slide 16 - Tekstslide
Grammatik - haben, sein werden
1. haben, sein en werden im Präteritum (o.v.t.)
haben, sein, werden zijn onregelmatige werkwoorden. Je kunt ze niet (helemaal) volgens een 'regel' vervoegen. JE moet deze werkwoorden dus goed uit je hoofd leren. De vormen heb je onlangs geleerd:
Slide 17 - Tekstslide
Grammatik - haben, sein werden
2. Das Partizip II (voltooid tegenwoordige tijd) van haben, sein en werden
Als je in een zin een voltooid deelwoord gebruikt, dan geef je aan dat iets al gebeurd is. Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer. De werkwoorden haben, sein en werden zijn onregelmatige werkwoorden. Het helpt om de vormen van het voltooid deelwoord uit je hoofd te leren.
Haben: Er hatwirklich Glück gehabt! - Hij heeft echt geluk gehad.
Sein: Daniel ist in Spanien gewesen. - Daniel is in Spanje geweest.
Werden: Mirna ist krank geworden. - Mirna is ziek geworden.
Het voltooid deelwoord van haben = gehabt
Het voltooid deelwoord van sein = gewesen
Het voltooid deelwoord van werden = geworden
Slide 18 - Tekstslide
Grammatik - haben, sein werden & schwache Verben
3. Schwache Verben im Präteritum (o.v.t.) und Partizip II (v.t.t.)
Net als in het Nederlands kent het Duits zwakke en sterke werkwoorden. Een zwak werkwoord heeft in de stamtijden (o.t.t. - o.v.t. - voltooide tijd) geen klinkerverandering (werk - werkte - gewerkt). Een sterk werkwoord heeft wel een klinkerverandering als je het werkwoord in de verleden tijd zet (loop - liep - gelopen).
Net als in het Nederlands wordne in het Duits gebeurtenissen in de verleden tijd vaak in de voltooide tijd weergeven. Bijvoorbeeld:
Ik ben in de zomer naar Spanje geweest - Ich bin im Sommer in Spanien gewesen.
We bekijken nu de verleden tijd (Präteritum) en de voltooide tijd (Partizip II) van de zwakke werkwoorden.
Slide 19 - Tekstslide
Grammatik - schwache Verben
3. Schwache Verben im Präteritum (o.v.t.)
Slide 20 - Tekstslide
Grammatik - schwache Verben
3. Schwache Verben voltooide tijd
Slide 21 - Tekstslide
Grammatik - Präteritum und Partizip II
timer
20:00
Was
K4 L4 Aufgabe 42, 43
Wie
Lies die Aufgabe und ergänze die Antworten im Präteritum (o.v.t.) und Partizip II (voltooide tijd).