les 4.8 Formuleren hfdst.1

Nederlands
Formuleren hfdst. 1, §1.1 en §1.2
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Formuleren hfdst. 1, §1.1 en §1.2

Slide 1 - Tekstslide

planning laatste lesweken
  • Vandaag: Formuleren hfdst. 1, §1.1 Verwijzen + §1.2 Signaalwoorden
    bespreken meest gemaakte fouten (§1.1 opdr.3 en 6) + samenvattende theorie + zelf bekijken screencast + maken/verbeteren §1.1 en §1.2 e.v.

  • woensdag 9 juni: maken §1.3 + oefentoets (+ afronden portfolio lrjr 1)
  • woensdag 16 juni: toets Formuleren hoofdstuk 1  + afsluiten leerjaar 1*
  • v.a. maandag 21 juni (toetsweek): inzage toetsen op afspraak

Slide 2 - Tekstslide

Korte terugkoppeling
toets Grammatica hfdst.5

Slide 3 - Tekstslide

Ik heb mezelf goed voorbereid op de afgelopen toets (Grammatica hfdst.5).
Helemaal mee eens
Eens
Neutraal
Niet mee eens
Helemaal niet mee eens

Slide 4 - Poll

Ik ben tevreden met mijn behaalde resultaat.
Ja!
Redelijk
Mwoah / Niet echt
Nee
Welk resultaat?

Slide 5 - Poll

Ik heb van tevoren alle opdrachten van het hoofdstuk gemaakt. Ik stel vragen als ik iets niet begrijp.
Helemaal mee eens
Eens
Neutraal
Niet mee eens
Helemaal niet mee eens

Slide 6 - Poll

Ik heb het maximale uit mezelf gehaald met de afgelopen toets.
Helemaal mee eens
Eens
Neutraal
Niet mee eens
Helemaal niet mee eens

Slide 7 - Poll

Voortgang periode 4

Slide 8 - Tekstslide

Deel 1: Formuleren hfdst. 1, §1.1 
bespreken meest gemaakte fouten
(opdracht 3, 6 en 7)

Slide 9 - Tekstslide

Marit heeft hun ooit haar boeken geleend, maar dat hebben Rosa en Nico nooit teruggegeven.

Waarnaar verwijst het woordje 'hun'
A
Marit
B
haar boeken
C
Rosa en Nico
D
Dit is niet uit de zin op te maken

Slide 10 - Quizvraag

Als je een verwijzing maakt naar de-woorden gebruik je:

(bijvoorbeeld: ... trainingen worden hervat)
A
Dit / Dat
B
Die / Deze

Slide 11 - Quizvraag

Marit heeft hun ooit haar boeken geleend, maar dat hebben Rosa en Nico nooit teruggegeven.

Welk verwijswoord is in deze zin onjuist gebruikt?
A
hun
B
haar
C
Rosa en Nico
D
dat

Slide 12 - Quizvraag

Marit heeft hun ooit haar boeken geleend, maar dat die/deze hebben Rosa en Nico nooit teruggegeven.


  • boeken = meervoud, dus de-vorm,
  • Bij de-vorm volgt een verwijzing met die/deze

Slide 13 - Tekstslide

Formuleren §1.1, opdracht 6

Slide 14 - Tekstslide

De klant [.......] je vanochtend je kaartje hebt gegeven, heeft zojuist gebeld.
A
aan wie
B
bij wie
C
met wie
D
voor wie

Slide 15 - Quizvraag

De clubleden hebben zelf een huis-aan-huisactie georganiseerd, [........] ze een bedrag van 8.000 euro hebben opgehaald.
A
waaraan
B
waarmee
C
waarvan
D
waarvoor

Slide 16 - Quizvraag

Mevrouw Kievits, de boekhouder [..........] ik je eerder mailde, krijgt de kwartaalaangifte niet op tijd klaar.
A
waarover
B
waarvoor
C
over wie
D
met wie

Slide 17 - Quizvraag

Lees de onderstaande zin: welk verwijswoord is onjuist?

"De fotograaf waarvan we het beeld mochten gebruiken voor dit artikel, Arie de Wit, richtte de site Snorremans.nl op."

Slide 18 - Open vraag

Wat is het juiste verwijswoord?

"De fotograaf [.......] we het beeld mochten gebruiken voor dit artikel, Arie de Wit, richtte de site Snorremans.nl op."

Slide 19 - Open vraag

Deel 2: Formuleren hfdst. 1, §1.1 
Bespreken theorie

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Mevrouw Kievits, de boekhouder [..........] ik je eerder mailde, krijgt de kwartaalaangifte niet op tijd klaar.
A
waarover
B
waarvoor
C
over wie
D
met wie

Slide 25 - Quizvraag

Hieronder me/mijn verslag over het bezoek
dat/die we op 16 mei hebben gebracht aan voetbalvereniging.
A
me... die
B
mijn... die
C
me ... dat
D
mijn... dat

Slide 26 - Quizvraag

hun/zij hebben twee personeelsleden een vragenlijst laten invullen dat / die als bijlage bij deze / dit verslag zit.
A
hun/dat/dit
B
hun/dat/deze
C
zij/die/dit
D
zij/dat/deze

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

De directeur, met wie / waarmee we een gesprek hadden, deelde me / mijn mening.
A
met wie / mijn
B
waarmee / mijn
C
met wie / me
D
waarmee / me

Slide 29 - Quizvraag

Joost heeft een mooi shirt gekocht. Hij heeft hem/het besteld via internet.
A
hem
B
het

Slide 30 - Quizvraag

Joost heeft een mooie auto gekocht. Sylvia heeft hem via internet besteld.

'hem' verwijst naar....
A
een mooie auto
B
Joost
C
internet

Slide 31 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 32 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat

Slide 33 - Sleepvraag

deel 3: Formuleren hfdst. 1,
 
§1.2 Signaalwoorden

Slide 34 - Tekstslide

Geur heeft invloed op ons koopgedrag. Geurmarketeers zetten steeds vaker lekkere luchtjes in om ons te verleiden.

Wat het tekstverband tussen deze twee (losse) zinnen?
A
Reden
B
Opsomming
C
Samenvatting
D
Tegenstelling

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

lesboek A: blz. 208 / lesboek B blz. 266

Tip 1: 
pak dit erbij als je je oefeningen maakt!

Tip 2:
oefen actief tijdens eigen schrijven

Slide 38 - Tekstslide

Koppel de signaalwoorden aan het goede tekstverband.
Voorbeeld
Opsomming
Oorzaak-gevolg
Tegenstelling
toch
bijvoorbeeld
en
doordat
verder
maar
zoals
dus

Slide 39 - Sleepvraag

Tekstverbanden en signaalwoorden
oorzaak-gevolg
middel-doel
reden
tegen-stelling
voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 40 - Sleepvraag

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
timer
1:00
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 41 - Sleepvraag

Zelfstudie: aan de rechterkant van ieder hoofdstuk kun je een screencast (= ingesproken video bij de PowerPoint) terugvinden

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Wat moet je doen?
Formuleren hfdst. 1:
  1. zelf bekijken screencast in NuNederlands van paragrafen die je nog niet hebt gemaakt. Daarna:

  2. maken / verbeteren §1.1 Verwijzen 
  3. maken / verbeteren §1.2 Signaalwoorden

  4. doorwerken aan §1.3 Opbouw van je tekst en/of portfolio (Beter Spellen)

Slide 44 - Tekstslide

Vragen?
Ter herinnering: vanmiddag 14 - 15 uur BZW*

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

'De ondernemers moeten dus steun krijgen van de overheid.'
Deze zin past het beste in...
A
de inleiding
B
het middenstuk
C
het slot

Slide 50 - Quizvraag

NU Nederlands digitaal:
Ontwikkeldossier:
  • weekopgaven Nu Nederlands: Grammatica hoofdstuk 5 + oefentoets
  • weekopgaven Nu Nederlands: Formuleren hoofdstuk 1 + oefentoets
  • dagopgaven 6 weken Beter Spellen 2F (screenshot inleveren)
Cijferopbouw:
  • groepsopdracht filmpje gesprek "Ondergedoken als Anne Frank" **
  • woensdag 31 mei: toets Grammatica hfdst.5
  • toets Formuleren hfdst. 1 **

Slide 51 - Tekstslide