HFD 2 Water les 2

WATER
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WATER

Slide 1 - Tekstslide

Wat is destileren?
  • Een scheidingsmethode op basis van verschil in kookpunt.

Slide 2 - Tekstslide




a) destilleren
b) filtreren
c) indampen
d) extraheren
e) adsorberen



a) Verschil in kookpunt
b) Verschil in deeltjesgroote
c) Verschil in vluchtigheid
d) Verschil in oplosbaarheid
e) Verschil in aanhechtingsvermogen
Geef voor elke scheidingsmethode aan op welk verschil in stofeigenschappen ze berusten.

Slide 3 - Tekstslide

Welke twee soorten bindingen zitten tussen de watermoleculen in katoenvezels?
A
Atoombinding
B
Ionbinding
C
Vanderwaalsbinding
D
Waterstofbrug

Slide 4 - Quizvraag

Een waterstofbrug is een voorbeeld van:
A
Een covalente binding
B
Een ion interactie
C
polaire atoombinding
D
Een metaal binding

Slide 5 - Quizvraag

In welke van deze twee tekeningen is de waterstofbrug correct getekend?
A
Zowel in 1 als in 2.
B
Alleen in 1.
C
Alleen in 2.
D
In geen van beide.

Slide 6 - Quizvraag

Een waterstofbrug is tussen een ... en een ....
A
Een H en een O
B
Een H en een N
C
Een C en een H
D
Een C en een N

Slide 7 - Quizvraag

Teken  2 moleculen van methaan-amine met een waterstofbrug. CH₅N

Slide 8 - Tekstslide

Teken  2 moleculen van ethanol met een waterstofbrug. C₂H₅OH

Slide 9 - Tekstslide

Waar wordt membraamfiltratie voor gebruikt?
Hoe werkt deze techniek?
  • Voor de ontzilting van zeewater. 
  • Door middel van druk gaan de watermoleculen naar het zoete water en blijft het zout over. Deze techniek is goedkoop omdat het weinig energie kost.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen adsorptie en absorptie?
A
Adsorptie is hechten aan oppervlakte
B
Adsorptie is opnemen in de stof

Slide 11 - Quizvraag

Een suspensie kan ik scheiden met behulp van ...
A
distilleren
B
Adsorptie
C
Filtratie
D
Extraheren

Slide 12 - Quizvraag

Welke scheidingsmethode wordt gebruikt in een gasmasker om giftige gassen tegen te houden?
A
filtratie
B
extractie
C
centrifugatie
D
adsorptie

Slide 13 - Quizvraag

Welke scheidingstechniek wordt er gebruikt als er wordt ontkleurd met actieve kool?
A
Extractie
B
Filtratie
C
Adsorptie
D
Destillatie

Slide 14 - Quizvraag

Hoe kun je twee vloeistoffen van elkaar scheiden?
Door middel van destilleren



Slide 15 - Tekstslide

Een emulsie kun je maken door het mengen van:
A
wasbenzine en water
B
water en alcohol
C
krijt en water
D
jood en alcohol

Slide 16 - Quizvraag

Geef de algemene naam voor stoffen die voorkomen dat emulies ontmengen
  • Emulgator
  • Door verschil in dichtheid krijg je een tweelagensysteem.

Slide 17 - Tekstslide

Kan de vorm van een voorwerp als eigenschap gebruikt worden  om een stof te herkennen?
  • Nee, want voorwerpen gemaakt van /gevormd uit hetzelfde materiaal kunnen verschillende vormen
    hebben.

Slide 18 - Tekstslide

hydrofobe staart en hydrofiele kop

Slide 19 - Tekstslide

wasmiddelen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Werking van zeep in basisch middel.

Slide 23 - Tekstslide

Productie van basische reinigingsmiddelen

Slide 24 - Tekstslide

Base

Slide 25 - Tekstslide

Peter wil de pH van ammonia bepalen. Hij ontdekt dat de stof basisch is.
Tussen welke waarden ligt de pH van ammonia in?
  • Tussen de 7 en de 14

Slide 26 - Tekstslide

Hoe zou Peter de pH bepaald hebben?
  • Met behulp van pH-indicatorpapier (pH-strookjes).

Slide 27 - Tekstslide

Leg uit of de pH van de oplossing in de emmer verandert als Peter een scheut water toevoegt.
  • Door verdunning is er minder van de basische stof / ammonia per volume-eenheid aanwezig. De pH zal
     dus dalen.

Slide 28 - Tekstslide

Leg uit tot hoeveel hoger of lager de pH kan gaan.
  • Door verdunning zal de pH van een zure oplossing op den duur 7 worden. Dit geldt ook voor een basische
    oplossing.

Slide 29 - Tekstslide

In het diagram staat de oplosbaarheid van stof A bij verschillende  temperaturen.
Horizontaal is het aantal gram A dat oplost in 100 gram water uitgezet en verticaal de temperatuur. Leg uit waarom de lijn ophoudt bij 100⁰C.


  • Dat is het kookpunt van water.

Slide 30 - Tekstslide

Waarom zou je bleekwater niet in combinatie met andere producten mogen gebruiken?
  • Er kan een chemische reactie optreden / chloor vrijkomen / schadelijke gassen ontstaan / hitte onstaan.

Slide 31 - Tekstslide

Een stof met een pH waarde van 12 is een
A
zuur
B
base

Slide 32 - Quizvraag

Een stof met een pH waarde van 3 is een
A
zuur
B
base

Slide 33 - Quizvraag

maagsap is een
A
zuur
B
base

Slide 34 - Quizvraag

Als je maar genoeg water bij een zuur gooit wordt het uiteindelijk een base
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Een blokje met massa van 93 gram is gemaakt van materiaal met een dichtheid van 2,7 g/cm³. Bereken het volume van het blokje.
Gegeven:
gevraagd:
Uitwerking:

Slide 36 - Tekstslide

Waarom heeft water een relatief hoog smeltpunt?
  • Dit komt door de extra binding tussen de watermoleculen te weten de H-bruggen/ waterstofbruggen.

Slide 37 - Tekstslide

Hoeveel H-bruggen kan een watermolecuul vormen?
  • Een watermolecuul kan maximaal 4 H-bruggen vormen. Twee ervan kunnen vanuit het O-atoom worden gevormd en dan nog één vanuit elk H-atoom. Dit heeft te maken met de vrije elektronen. 
  • Maar gemiddeld zal hij er maar twee vormen.

Slide 38 - Tekstslide

Leg uit welk verschil er bestaat tussen de H-bruggen in ijs en in water.
  • In de vaste fase zitten de H-bruggen op een vaste plaats. Ze worden pas voor een deel verbroken als de stof smelt. In de vloeibare fase bewegen watermoleculen langs elkaar. Daarbij worden er voordurend H-bruggen gevormd en verbroken.

Slide 39 - Tekstslide

Hoe noem je: 
nummer 15
  • residu
  • nummer 5
  • koeler
  • nummer 8
  • destilaat
  • nummer 7
  • waterafvoer

Slide 40 - Tekstslide

Waarom gaat het water er bij nr 6 in en bij nr 7 uit?
  • Als je de watertoevoer zou doen bij nr 7 dan zou niet de hele buis gevuld worden met koudwater. Water neemt de weg met de minste weerstand.

Slide 41 - Tekstslide

De ADI-waarde voor Fe is 0,8mg/kg en de ADI-waarde voor Sn is 2mg/kg. Wat betekent het begrip ADI-waarde? 
  • ADI-waarde is de aanvaardbare dagelijke inname van een bepaalde stof.
  • Over welke metalen gaat het?
  • Fe = ijzer      Sn = tin
  • Welk metaal is het giftigst?
  • ijzer

Slide 42 - Tekstslide

Hoe komt het dat sommige insecten op water kunnen lopen?
  • Water heeft een grote oppervlaktespanning doordat moleculen elkaar stevig vasthouden. Dit komt door de twee binden die water aangaat.
  • Welke soorten bindingen gaat water aan?
  • VanderWaalsbindingen en H-bruggen.

Slide 43 - Tekstslide

Wanneer noem je een stof hydrofiel?
  • Wanneer deze stof oplost in water.
  • Wanneer noem je een stof hydrofoob?
  • Wanneer de stof niet oplost in water.

Slide 44 - Tekstslide

Huiswerk
leren §2.4 t/m §2.7
Volgende les SO

Slide 45 - Tekstslide