Er kunnen meerdere koppelwerkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Er kunnen meerdere koppelwerkwoorden in een zin staan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 1 - Quizvraag
Welke stelling over het zelfstandig werkwoord klopt?
A
Een zelfstandig werkwoord staat altijd met een hulpwerkwoord in een zin
B
Een zelfstandig werkwoord staat altijd in een zin
C
Een zelfstandig werkwoord staat altijd alleen in de zin
D
Er kan maar 1 zelfstandig werkwoord in de zin staan
Slide 2 - Quizvraag
Bij een naamwoordelijk gezegde heb je ALTIJD een...
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
Slide 3 - Quizvraag
‘Worden’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
‘Hebben’ is één van de negen koppelwerkwoorden.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Zit er in de zin een koppelwerkwoord? Luuk heeft geen eten meer.
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Zit er in de zin een koppelwerkwoord? Hanneke is heel blij met jou.
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quizvraag
Zit er in de zin een koppelwerkwoord? Hannah wordt later een goede zangeres.
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quizvraag
Zit er in de zin een koppelwerkwoord? Wibe heeft weer een nieuwe Vespa scooter aangeschaft.
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin? Ik moet van mijn moeder altijd de kamer stofzuigen.
A
moet
B
moet + stofzuigen
C
stofzuigen
D
er is geen zww
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig werkwoord in de zin? Mijn boeken zijn sinds vorig jaar gekaft.
A
zijn gekaft
B
gekaft
C
zijn
D
mijn gekafte boeken
Slide 11 - Quizvraag
Welke woorden zijn de koppelwerkwoorden?
Langs de rivier waren sportieve koppels aan het hardlopen.
A
waren
B
aan het hardlopen
C
waren aan het hardlopen
D
geen koppelwerkwoord
Slide 12 - Quizvraag
Welke woord is het koppelwerkwoord?
Volgens onderzoek van de overheid lijken de meeste coronapatiënten ouderen te zijn.
A
zijn
B
geen koppelwerkwoord
C
lijken
D
lijken / zijn
Slide 13 - Quizvraag
Ik kijk steeds stiekem op mijn telefoon. Kijk =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
Hoeveel zelfstandige werkwoorden zitten er in deze zin?
Ik zou je graag hebben willen zien.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 15 - Quizvraag
De docent heeft mijn telefoon afgepakt. afgepakt =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
Slide 16 - Quizvraag
Welke woorden zijn de zelfstandige werkwoorden?
Op school mogen leerlingen nog altijd geen kauwgom kauwen.
A
mogen
B
kauwen
C
mogen kauwen
D
mogen leerlingen kauwgom kauwen
Slide 17 - Quizvraag
Welke soort werkwoorden staan er in de zin.
Ik heb je gisteren toch al gebeld?
A
zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord en hulpwerkwoord
C
alleen koppelwerkwoorden
D
alleen zelfstandige werkwoorden
Slide 18 - Quizvraag
Wat is GEEN koppelwerkwoord?
A
Zijn
B
Hebben
C
Worden
D
Blijven
Slide 19 - Quizvraag
Welk van de onderstaande woorden is geen koppelwerkwoord.
A
zijn
B
blijven
C
kijken
D
worden
Slide 20 - Quizvraag
Zij zullen de klas al wel over hun vakantie verteld hebben.
Wat is het zelfstandig werkwoord?
A
hun
B
verteld
C
zullen
D
hebben
Slide 21 - Quizvraag
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 22 - Quizvraag
Welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde en dus een koppelwerkwoord?
A
Hij blijft in de derde klas zitten.
B
Zij blijft mijn beste vriendin.
Slide 23 - Quizvraag
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Wil je ophouden? werkwoord WIL =
A
Koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
x
Slide 24 - Quizvraag
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Wil je ophouden? werkwoord WIL =
A
Koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
D
x
Slide 25 - Quizvraag
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Ik word gek van dat lawaai. werkwoord WORD =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
x
Slide 26 - Quizvraag
Kies uit: koppelwerkwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord
Zullen we dansen? Werkwoord DANSEN =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
x
Slide 27 - Quizvraag
Ik heb dat altijd al willen kopen.
Benoem in deze zin de zelfstandige werkwoorden (zww) en de hulpwerkwoorden (hww).
A
heb, willen = hww
kopen = zww
B
heb, willen, kopen = zww
C
heb, willen, kopen = hww
D
heb = hww
willen, kopen = zww
Slide 28 - Quizvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord: Ben jij de afgelopen tijd vaak naar de dierentuin geweest?
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
ben
geweest
Slide 29 - Sleepvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord: De jeugdige leraar is trots op zijn lange haar.
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
is
zijn
Slide 30 - Sleepvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord: Ik ben vaak naar zijn feestjes geweest.
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
ben
zijn
geweest
Slide 31 - Sleepvraag
Sleep de werkwoorden uit onderstaande zin naar het juiste type werkwoord: Die man is het afgelopen jaar vaak naar zijn favoriete vakantiebestemming geweest.
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Geen werkwoord
is
zijn
geweest
Slide 32 - Sleepvraag
Sleep alle werkwoorden naar "hulpwerkwoord" en "zelfstandig werkwoord" of "koppelwerkwoord".
hulp- werkwoord
zelfstandig werkwoord
koppel- werkwoord
hebben
gisteren
Jan en Piet
gevoetbald.
Slide 33 - Sleepvraag
- In een zin staat altijd maar één
- Als er meer werkwoorden in een zin staan, zijn de andere werkwoorden allemaal