39.Stunde 3HD 22/23

  Herzlich Willkommen
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setz dich auf deinen Platz                                                  

3. Pak dein Arbeitsbuch
                                                                      
4. Nicht reden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  Herzlich Willkommen
1. Dein Handy kommt in die Tasche

2. Setz dich auf deinen Platz                                                  

3. Pak dein Arbeitsbuch
                                                                      
4. Nicht reden

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?

Slide 2 - Tekstslide

Was siehst du?

Slide 3 - Tekstslide

Programm

  •  Wiederholung GR/WS
  • Grammatik : trappen van vergelijking
  • Aufgaben machen
  • HA


Slide 4 - Tekstslide

Ergänze
1.  Eline geht heute abend in ( de) .............................Kino(o.)
2. Farah wartete stundenlang ( op haar).............................Freunde.
3. Der Ball rollt ( onder de)................................Tisch(m).
4.David setzt sich ( voor zijn)...............Klassenkameradin( v.)
5. Cooper hat einen Kaugummi ( in zijn) ................Mund( m.)
6. Kate sitzt ( naast haar) .......................Freundin.

Slide 5 - Tekstslide

Die Steigerungsformen des Adjektivs

Slide 6 - Tekstslide

Aufgabe
1. Setzt euch zu viert zusammen
2. Leest S. 44/45 im Handbuch
3. Bespricht die Grammatik
4. Bereitet eine Präsentation / Aufgaben ( 5 Sätze ) vor.
Zeit: 20 Minuten

Slide 7 - Tekstslide

Aufgabe
Inhalt:
- Basisregel
- Uitzonderingen
- Onregelmatige vormen
- Woorden bij Vergelijking 
- Altijd met voorbelden weergeven/ uitleggen
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Overtreffende trap
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden vergroten,
zoals lief - liever - het liefst.
Je kent drie niveaus van "overtreffende trap"
1. Positiv = stellende trap.
2. Komparativ = vergrotende trap.
3. Superlativ = overtreffende trap.

Slide 9 - Tekstslide

De overtreffende trap (=Steigerungsformen)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Maak de overtreffende trap van de volgende bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Uitzondering (1/4)
A. vergrotende trap valt een -e weg
Wanneer?
-1-> bijvoeglijk naamwoord op -el;
  • dunkel - dunkler - am dunkelsten
-2-> bijvoeglijk naamwoord op -er met klanken -eu- en -au- ervóór.
  • teuer - teurer - am teuersten

Slide 14 - Tekstslide

Uitzondering (2/4)
B. Overtreffende trap met -esten. Wanneer?
-1-> eindigen op een klinker (a, o, au, ...)
  • neu - neuer - am neuesten
-2-> eindigen op een -d of -t
-3-> eindigen op een sis-klank (s, ß, sch, z)
  • weiß - weißer - am weißesten
-4-> klemtoon op laatste lettergreep


Slide 15 - Tekstslide

Uitzonderingen (3/4)
C. Korte bijvoeglijk naamwoorden, die een -a-, -o- of -u- hebben, krijgen vaak in de vergrotende én overtreffende trap een Umlaut.. Let op: NIET allemaal.

  • lang - länger - am längsten
  • jung - jünger - am jüngsten.

Slide 16 - Tekstslide

Uitzonderingen (4/4)
D. Onregelmatige vormen (leer deze!)
  • groß - größer - am größten
  • gut - besser - am besten
  • oft - häufiger - am häufigsten
  • hoch - höher - am höchsten
  • gern - lieber - am liebsten
  • viel - mehr - am meisten
mehr im Handbuch)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Komparation
bijvoeglijke naamwoorden met de klinker a, u of o en met één lettergreep krijgen een Umlaut

Stellende trap: er ist so groß wie sie.
vergrotende trap: er ist größer als er
overtreffende trap: er ist am größten

Slide 19 - Tekstslide

Vergleichungswörter (vergelijkingswoorden)
even ...als         genauso  wie

Slide 20 - Tekstslide

Meine Schwester ist ...
als ich!
A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein

Slide 21 - Quizvraag

Dein Buch ist ... als mein Buch.
A
neuere
B
neuer
C
neurer
D
neurer

Slide 22 - Quizvraag

Zij koopt meer dan hij.
A
...mehr als er.
B
...mehr dann er.
C
...mehr dann ihn.
D
...mehr als ihn.

Slide 23 - Quizvraag

De villa is groter dan het huis.
Die Villa ist ... das Haus
A
großer als
B
größer dann
C
größer als
D
großer dann

Slide 24 - Quizvraag

Mein Zimmer ist (klein) ........................................ das Zimmer meiner Schwester.

Slide 25 - Open vraag

Köln ist genauso (offen) ............ als Stuttgart.

Slide 26 - Open vraag

Es gibt (viel) .............. Wasser als Fische.

Slide 27 - Open vraag

Ich esse ... Äpfel, aber noch ... Birnen. (gern). Vul alleen de woorden in.

Slide 28 - Open vraag

Geht es dir jetzt ... (gut) als gestern?

Slide 29 - Open vraag

Was ist der ... Gipfel?(hoch, hoogste)

Slide 30 - Open vraag

meer dan genoeg

Slide 31 - Open vraag

Ich finde den Liebesfilm ____________ _______ die Komödie.

Der Rhein ist ____________ _______ die Ruhr.

Techno hört man meistens ____________ _______ klassische Musik.

Annabel findet Musik hören genauso ____________ _______.


als
als
als
als
wie
wie
wie
lauter
breiter
lauter
laut
schöner

Slide 32 - Sleepvraag

Sätze machen

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf 6 zinnen:
  • In breakoutrooms
  • 3 zinnen over bruggen, 3 over dierentuinen
  • hulp: S. 60 & 61 (Nr. 7)
  • 10 min

Slide 35 - Tekstslide

Schrijf 6 zinnen:
  • In breakoutrooms
  • 3 zinnen over bruggen, 3 over dierentuinen
  • hulp: S. 60 & 61 (Nr. 7)
  • 10 min
2v2
2v1

Slide 36 - Tekstslide

Aufgaben machen
Grammatik: K4: L5: S. 37/ Nr. 8-10

Slide 37 - Tekstslide

HA für das nächste Mal....
K4: L1- L6( L4- L6) + Gr lernen
Aufgaben fertig machen ( bis Morgen)

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

De vergrotende en overtreffende trap als bijvoeglijk naamwoord
Je vervoegt de woorden net zoals anders, dus met uitgangen.

X vergrotende trap: -er + uitgang
Waar is de kleinere auto?
= Wo ist das kleinere Auto?

X overtreffende trap: -st + uitgang
Waar is de kleinste auto?
= Wo ist das kleinste Auto?

Slide 40 - Tekstslide