Je weet hoe je de stellende, vergrotende en overtreffende trap in het Duits maakt.
Je kunt de overtreffende trap als bijvoeglijk naamwoorden gebruiken en zelf toepassen in zinnen.
Je weet welke vergelijkingswoorden er in het Duits zijn en de Nederlandse vertalingen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Ziele
Je weet wat de overtreffende trap is.
Je weet hoe je de stellende, vergrotende en overtreffende trap in het Duits maakt.
Je kunt de overtreffende trap als bijvoeglijk naamwoorden gebruiken en zelf toepassen in zinnen.
Je weet welke vergelijkingswoorden er in het Duits zijn en de Nederlandse vertalingen.
Slide 1 - Tekstslide
Die Steigerungsformen des Adjektivs
PeuL
Slide 2 - Tekstslide
Overtreffende trap
Je kunt bijvoeglijk naamwoorden vergroten, zoals lief - liever - het liefst.
Je kent drie niveaus van "overtreffende trap"
1. Positiv = stellende trap.
2. Komparativ = vergrotende trap.
3. Superlativ = ovetreffende trap.
Slide 3 - Tekstslide
De overtreffende trap (=Steigerungsformen)
Slide 4 - Tekstslide
Maak de overtreffende trap van de volgende bijvoeglijk naamwoorden.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Uitzondering (1/4)
A. vergrotende trap valt een -e weg.
Wanneer?
-1-> bijvoeglijk naamwoord op -el;
dunkel - dunkler - am dunkelsten
-2-> bijvoeglijk naamwoord op -er met klaken -eu- en -au- ervóór.
teuer - teurer - am teuersten
Slide 7 - Tekstslide
Uitzondering (2/4)
B. Overtreffende trap met -esten. Wanneer?
-1-> eindigen op een klinker (a, o, au, ...)
neu - neuer - am neuesten
-2-> eindigen op een -d of -t
-3-> eindigen op een sis-klank (s, ß, sch, z)
weiß - weißer - am weißesten
-4-> klemtoon op laatste lettergreep
Slide 8 - Tekstslide
Uitzonderingen (3/4)
C. Korte bijvoeglijk naamwoorden, die een -a-, -o- of -u- hebben, krijgen vaak in de vergrotende én overtreffende trap een umlaut (trema). Let op: NIET allemaal.
lang - länger - am längsten
jung - jünger - am jüngsten.
Slide 9 - Tekstslide
Uitzonderingen (4/4)
D. Onregelmatige vormen (leer deze!)
groß - größer - am größten
gut - besser - am besten
oft - häufiger - am häufigsten
hoch - höher - am höchsten
(meer op blz. 98)
Slide 10 - Tekstslide
De vergrotende en overtreffende trap als bijvoeglijk naamwoord
Je vervoegt de woorden net zoals anders, dus met uitgangen.
X vergrotende trap: -er + uitgang
Waar is de kleinere auto?
= Wo ist das kleinere Auto?
X overtreffende trap: -st + uitgang
Waar is de kleinste auto?
= Wo ist das kleinste Auto?
Slide 11 - Tekstslide
Vergleichungswörter (vergelijkingswoorden)
Slide 12 - Tekstslide
Meine Schwester ist ... als ich!
A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein
Slide 13 - Quizvraag
Dein Buch ist ... als mein Buch.
A
neuere
B
neuer
C
neurer
D
neurer
Slide 14 - Quizvraag
Übersetze ins Deutsche: Zij koopt meer dan hij.
Slide 15 - Open vraag
Übersetze ins Deutsche: De villa is groter dan het huis.
Slide 16 - Open vraag
Übersetze ins Niederländische: Die Weihnachtsferien sind länger als die Herbstferien.
Slide 17 - Open vraag
Ich esse ... Äpfel, aber noch ... Birnen. (gern)
Slide 18 - Open vraag
Geht es dir jetzt ... (gut)?
Slide 19 - Open vraag
Wo ist es ... in Griechland oder in Schweden?(warm)
Slide 20 - Open vraag
Was ist der ... Gipfel?(hoch)
Slide 21 - Open vraag
meer dan genoeg
Slide 22 - Open vraag
jonger dan jij
Slide 23 - Open vraag
het liefst altijd
Slide 24 - Open vraag
Notiere 3 Sachen, die du in der Stunde gelernt hast.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.