2VWO H1§2 Rivieren van ijs

H2§2 Rivieren van ijs
2A3 
16 november 2022
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H2§2 Rivieren van ijs
2A3 
16 november 2022

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning periode 2
Les
Stof
2. - 16 november
§2 
3. - 23 november
§3
4. - 30 november 
§4
5. - 7 december
§5
6.- 14 december
Opdracht
7.- 21 december
Herhaling + voorbereiding toets
Toetsstof: 
H2 §1 t/m 5 +
basisboeknummers van hoofdstuk 2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning vandaag 
  • Terugblik vorige les
  • Lesdoelen
  • Wat weten jullie al?
  • Uitleg
  • Toets bespreken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
 Aan het eind van de les weet ik:
  • Hoe gletsjers bijdragen aan de afbraak en opbouw van een landschap.
  • Wat de kenmerken zijn van de bovenloop van de Rijn.
  • Hoe de waterval van Schaffhausen is ontstaan.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Gletsjers

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van een gletsjer
  • Gletsjer: rivier van ijs die langzaam via de berghelling naar beneden glijdt. 
  • Tijdens de ijstijd/ glaciaal staken alleen de bergtoppen van meer dan 2000 meter uit boven het ijs. 

Slide 7 - Tekstslide

Dit hoofdstuk gaat over gletsjers. Duizenden jaren geleden waren de alpen bedekt met gletsjers. Gletsjers zijn als waren rivieren van ijs die van de helling van de berg naar beneden lopen. 
Toen die gletsjers ontstonden was de temperatuur zo'n 10 graden lager. Dit was tijdens een ijstijd (of glaciaal). 
Het ontstaan van gletsjers
  • In een ijstijd valt veel neerslag in de vorm van sneeuw
  • Door het ontdooien en bevrizen veranderd de sneeuw in firn
  • Firn: korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw. Op lagergelegen in de bergen hoopt dit zich op en vormt het firnbekken.

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens de Ijstijd valt er veel neerslag de vorm van sneeuw. Omdat de sneeuw telkens ontdooid en weer bevriend veranderd de sneeuw in firn: een korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw. 
Op lagergelegen plekken hoopt de firn zich op en vormt het een fijnbekken.
Gletsjers
Firn + ijstong = gletsjer

Slide 9 - Tekstslide

In de firnbekken hoopt de sneeuw zich jaar na jaar op. De onderste lagen worden door het gewicht samengedrukt en zo ontstaat er ijs. Is de fijnbekken vol? Dan glijdt de ijstong langzaam over de rand naar het dal. 
Wat is firn?
A
Ander woord voor sneeuw
B
Ijsachtige sneeuw
C
Neerslag in de vorm van sneeuw.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van gletsjers
Door mechanische verwering zijn er veel stenen naar beneden gevallen. 
  • Het puin wordt meegevoerd
  • Zijmorenen
  • Grondmorenen
  • Eindmorenen 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het einde van een gletsjer
De gletsjer schuift door het dal naar beneden. 
  • V-dalen (rivieren) veranderen in U-dalen (gletsjers) met steile bergwanden en een vlakke bodem. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het einde van de gletsjer
In het dal is het warmer en gaat de gletsjer smelten
  • Onderaan ontstaat een gletsjertunnel: door deze tunnel vindt het smeltwater de weg naar buiten. 
  • De plek waar het water naar buiten komt is de gletsjerpoort, hier begint de gletsjerrivier.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na de ijstijd
Na de laatste ijstijd is de gemiddelde temperatuur gan stijgen. 
  • Gletsjers zijn gaan smelten en kleiner geworden. 

Gletsjers herkennen
  • Door de eindmorenen zier je hoe ver de gletsjertongen voreger kwamen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bovenloop van de Rijn
De gletsjers in de alpen zijn  de waterbron voor veel rivieren in Europa.  
  • De Rijn is een gemengde rivier


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bovenloop van de Rijn
De bovenloop
  • Hoge stroomsnelheid
  • Veel erosie
  • Diepe V-dalen 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Watervallen
Hoe en waar ontstaan watervallen? 
  • Op de plek waar hard gesteente overgaat in zacht gesteente:
  1. Slijt het zachte gesteente weg door water
  2. Hard gesteente slijt weg
  3. Er ontstaat een overhangende rots
  4. Water stort naar beneden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IJstijden
IJstijd/ glaciaal: koudere periode 

Interglaciaal: periode tussen ijstijden
  • Nu 


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hydro-elektriciteit
  • Hoge-stroomsnelheid in de bovenloop --> opwekking hydro-elektriciteit.
  • Te trage stroming --> stuwdammen met hogedrukcentrale. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gletsjer?
A
Laag gelegen ijsmassa's die langzaam stromen.
B
Hoog gelegen ijsmassa's die heel langzaam naar beneden stromen.
C
Rivieren die het ijs vanuit de bergen transporteren.
D
Koude gebieden in het binnenland waar een landklimaat overheerst. (Sneeuwklimaat)

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Hoe dragen gletsjers bij aan de afbraak en opbouw van een landschap?
  •  Wat zijn kenmerken van de bovenloop van de Rijn?
  • Hoe is de waterval Schaffhausen is ontstaan?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies