V6-TH3-BS2 Longventilatie

Longventilatie
BS2
proces van inademen en uitademen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Longventilatie
BS2
proces van inademen en uitademen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:

  • Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt.
  • Je kunt beschrijven hoe het longvolume verandert tijdens ventilatiebewegingen.
  • Je kunt beschrijven hoe de ademfrequentie wordt geregeld.

Slide 2 - Tekstslide

Borstholte

Slide 3 - Tekstslide

Inademen:

  • Buikademhaling
        middenrif trekt samen 
  • Borstademhaling
        buitenste tussenribspieren trekken samen
        halsspieren trekken samen

Slide 4 - Tekstslide

Inademen:

  • Buikademhaling
       - middenrif trekt samen 
  • Borstademhaling
      -  buitenste tussenribspieren 
          trekken samen
      -  halsspieren trekken samen
BiNaS 83B

Slide 5 - Tekstslide

Uitademen:

  • middenrif ontspant 
  • buitenste tussenribspieren ontspant
  • halsspieren ontspannen
  • binnenste tussenrib spieren trekken samen
  • buikspieren trekken samen

Slide 6 - Tekstslide

Uitademen:

  • middenrif ontspant 
  • buitenste tussenribspieren ontspant
  • halsspieren ontspannen
  • binnenste tussenrib spieren trekken samen
  • buikspieren trekken samen
BiNaS 83B

Slide 7 - Tekstslide

samenvattend in woorden
Er zijn twee manieren van ademhalen: 
borstademhaling en buikademhaling

Beide berusten op het feit dat de longinhoud vergroot wordt. Dit gebeurt door aanspannen van de buitenste tussenribspieren of aanspannen van het middenrif. Hierdoor ontstaat een onderdruk, waardoor lucht naar binnen gezogen wordt. 

Slide 8 - Tekstslide

Vervolg...
Bij uitademen ontspannen de spieren zich. Hierdoor gaat het borstbeen met de ribben naar beneden en het middenrif omhoog. Er ontstaan een kleinere ruimte, waardoor er overdruk ontstaat en de lucht stroomt naar buiten.

Voor een diepe inademing worden ook de halsspieren gebruikt, voor een diepe uitademing worden de binnenste tussenribspieren ook aangespannen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

BiNaS 83B

Slide 11 - Tekstslide

Respirogram (83B)
  • Vt/AV = ademvolume
  • IRV = inspiratoir reservevolume
  • ERV = expiratoir reservevolume
  • RV = restvolume/residuvolume
  • VC = vitale capaciteit
  • FRC = functionele residuele capaciteit
  • TC/TLC = totale longcapaciteit

Slide 12 - Tekstslide

Indirect: pO2 bloed laag --> chemoreceptoren bloed gevoeliger voor pCO2 --> sneller en dieper ademhalen (grote hoogte)

Slide 13 - Tekstslide

Chemoreceptoren
Rekreceptoren

Slide 14 - Tekstslide

Regeling ademfrequentie in woorden

Het ademcentrum regelt de activiteit van de ademspieren. Hiervoor zitten er chemoreceptoren in de hersenstam, de wand van de aorta en de wand van de halsslagaders. Deze meten de pCO2. Als er weinig zuurstof in het bloed zit, neemt de gevoeligheid voor CO2 toe. Door sneller en krachtiger samen te trekken, kan de hoeveelheid geventileerde lucht wel 20x zo groot worden.

Slide 15 - Tekstslide

Vervolg...

De rekreceptoren meten de mate van uitrekking. Via feedback wordt de inademing gestopt en ga je uitademen.

Bij hyperventilatie gaan personen te snel ademen, waardoor teveel CO2 uitgeademd wordt en de pCO2 te laag wordt in het bloed. (Hoe hoog/laag is de pH dan..?)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video