In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom
4 MAVO || 2021-2022
Hoofdstuk 3 - We gaan voor de winst
Exameneenheid Arbeid en productie
Slide 1 - Tekstslide
Programma
Vorige les
Lesdoelen
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 2 - Tekstslide
Nakijken t/m h35
Slide 3 - Tekstslide
Ik heb mijn huiswerk gemaakt
A
B
C
Slide 4 - Quizvraag
Bespreken opdracht 33 en 35
Pak je boek
Pak je schrift
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 33A
Als het inkomen stijgt, kunnen meer mensen de prijs van een huis betalen.
Slide 6 - Tekstslide
Afnemen; door een hogere rente stijgen de maandlasten van een hypotheek. Minder mensen kunnen/willen dat betalen.
Afnemen; door een lager belastingvoordeel stijgen de netto maandlasten van een hypotheek. Minder mensen kunnen/willen dat betalen.
Afnemen; werklozen hebben minder inkomen en kunnen de prijs van een huis niet betalen.
Toenemen; mensen die eigenlijk willen huren, kunnen geen geschikte en betaalbare huurwoning vinden en gaan daarom kopen.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les
kun je beschrijven hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten
Kun je de verschillende marktvormen beschrijven
Kun je de kenmerken van deze marktvormen beschrijven
Slide 9 - Tekstslide
Leg het verschil uit tussen een concrete markt en een abstracte markt
Slide 10 - Open vraag
Soorten markten
Een concrete markt is een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld.
Als je het bij economie over de markt hebt, bedoel je meestal een abstracte markt. Dat is het geheel van vraag naar en aanbod van een product.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Marktaandeel
Het marktaandeel is jouw eigen afzet in procenten van de totale afzet op de markt.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Hoe kan een bedrijf haar marktaandeel vergroten?
Slide 15 - Open vraag
Marktaandeel vergroten
Je marktaandeel wordt groter als jouw verkoop harder stijgt dan die van je concurrenten.
Slide 16 - Tekstslide
Marktaandeel vergroten
Je kunt je marktaandeel laten groeien door een ander bedrijf over te nemen of door ermee te fuseren.
Bij een fusie vormen twee bedrijven samen één nieuw bedrijf.
Slide 17 - Tekstslide
Of mensen het product kopen is afhankelijk hoe mensen het product zien
We onderscheiden dit in twee smaken:
Homogeen product
Heterogeen product
Slide 18 - Tekstslide
Aard van het product
Homogeen product =
als consumenten de producten van de verschillende aanbieders als identiek beschouwen; de consument heeft geen voorkeur en stapt dus moeiteloos van de ene naar de andere aanbieder over. Hierdoor kan er ook geen prijsverschil ontstaat tussen de verschillende aanbieders, anders zouden alle klanten overstappen naar de goedkoopste aanbieder.
Voorbeeld:
T-Mobile en KPN zijn hetzelfde → allebei telefoonaanbieders
Samsung en Apple → allebei telefoons
Slide 19 - Tekstslide
Aard van het product
Heterogeen product =
als de consumenten vinden dat er verschil is tussen de producten van de verschillende aanbieders. Hierbij gaat het niet alleen om het product zélf, maar ook allerlei factoren die ermee samenhangen, zoals bijvoorbeeld de sfeer in de winkel, spaaracties, enz.
Voorbeeld:
Samsung vs. Apple
Slide 20 - Tekstslide
Marktvormen
Volkomen concurrentie
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Oligopolie
(Kartelvorming)
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Volkomen concurrentie
Een groot aantal aanbieders: iedere individuele producent is klein en heeft geen invloed op de prijs.
Een groot aantal vragers
Een homogeen product: voor de consument zijn alle exemplaren van het product identiek.
De markt bepaald de prijs
Als een producent zijn artikelen hoger zal prijzen dan andere producenten, dan zal hij niets meer verkopen. Als hij ze lager zal prijzen, gebeurt er uiteraard het omgekeerde.
Voorbeeld:
zuivelmarkt
geldmarkt (yen, dollars, enz.)
Slide 23 - Tekstslide
Wat is het doel van het spel monopolie?
Slide 24 - Open vraag
Monopolie
1 aanbieder
Veel vragers
Homogeen product (er is er immers maar 1)
Voorbeeld:
De NS
GVB
Slide 25 - Tekstslide
Aan de slag
Maken t/m opdracht 41
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd
Slide 26 - Tekstslide
Welkom
4 MAVO || 2021-2022
Hoofdstuk 3 - We gaan voor de winst
Exameneenheid Arbeid en productie
Slide 27 - Tekstslide
Programma
Vorige les
Lesdoelen
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 28 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van de les
kun je beschrijven hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten
Kun je de verschillende marktvormen beschrijven
Kun je de kenmerken van deze marktvormen beschrijven
Slide 29 - Tekstslide
Leg het verschil uit tussen een homogeen en heterogeen product
Slide 30 - Open vraag
Aard van het product
Homogeen product =
als consumenten de producten van de verschillende aanbieders als identiek beschouwen; de consument heeft geen voorkeur en stapt dus moeiteloos van de ene naar de andere aanbieder over. Hierdoor kan er ook geen prijsverschil ontstaat tussen de verschillende aanbieders, anders zouden alle klanten overstappen naar de goedkoopste aanbieder.
Voorbeeld:
T-Mobile en KPN zijn hetzelfde → allebei telefoonaanbieders
Samsung en Apple → allebei telefoons
Slide 31 - Tekstslide
Aard van het product
Heterogeen product =
als de consumenten vinden dat er verschil is tussen de producten van de verschillende aanbieders. Hierbij gaat het niet alleen om het product zélf, maar ook allerlei factoren die ermee samenhangen, zoals bijvoorbeeld de sfeer in de winkel, spaaracties, enz.
Voorbeeld:
Samsung vs. Apple
Slide 32 - Tekstslide
Leg uit hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten
Slide 33 - Open vraag
Marktvormen
Volkomen concurrentie
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Oligopolie
(Kartelvorming)
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Noem 2 kenmerken van volkomen concurrentie
Slide 36 - Open vraag
Volkomen concurrentie
Een groot aantal aanbieders: iedere individuele producent is klein en heeft geen invloed op de prijs.
Een groot aantal vragers
Een homogeen product: voor de consument zijn alle exemplaren van het product identiek.
De markt bepaald de prijs
Als een producent zijn artikelen hoger zal prijzen dan andere producenten, dan zal hij niets meer verkopen. Als hij ze lager zal prijzen, gebeurt er uiteraard het omgekeerde.
Voorbeeld:
zuivelmarkt
geldmarkt (yen, dollars, enz.)
Slide 37 - Tekstslide
Monopolie
1 aanbieder
Veel vragers
Homogeen product (er is er immers maar 1)
Voorbeeld:
De NS
GVB
Slide 38 - Tekstslide
Monopolie in Nederland
In Nederland komt een monopolie eigenlijk alleen bij de overheid voor.
Voorbeelden van een overheidsmonopolie:
•Het elektriciteitsnetwerk
•De Nederlandsche Bank
Slide 39 - Tekstslide
Wat zou er gebeuren met de waarde van geld als de Nederlandse bank niet in handen is van de overheid?
Slide 40 - Open vraag
Monopolistische concurrentie
Veel aanbieders
Veel vragers
Heterogeen product
Als een consument tevreden is met een Philips televisie, dan zal hij de volgende keer ook een Philips kopen. De producent heeft iets speciaals wat de concurrent niet heeft, hierdoor blijft de klantenkring trouw.
Coca Cola is duurder dan alle andere cola. Maar toch zijn ze marktleider, dit komt doordat Coca Cola een geheim recept heeft. Het heeft toch een andere smaak dan de anderen.
Slide 41 - Tekstslide
Oligopolie
Enkele aanbieders
Veel vragers
Homogeen / heterogeen product
Voorbeeld:
Supermarkten
Telefoonaanbieders (Samsung, Apple, Huawei)
Slide 42 - Tekstslide
Kartelvorming
Om hun onderlinge concurrentie te beperken vormen producenten soms een kartel.
Ze spreken dan bijvoorbeeld af dat ze dezelfde verkoopprijzen rekenen.