Ravj H3.4 deel 2

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?
Exameneenheid Arbeid en productie

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 MAVO ||  2022-2023

Hoofdstuk 3 - Ben jij ondernemend?
Exameneenheid Arbeid en productie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • kun je beschrijven hoe producenten proberen hun marktaandeel te vergroten
  • Kun je de verschillende marktvormen beschrijven
  • Kun je de kenmerken van deze marktvormen beschrijven
  • Je kunt uitleggen wat een kartel is


Slide 2 - Tekstslide

Marktaandeel
Het marktaandeel is jouw eigen afzet in procenten van de totale afzet op de markt.




Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Marketingmix
  • Marketinginstrumenten 
  • 6 p's 

  • Inspelen op de doelgroep



Slide 5 - Tekstslide

Marktaandeel vergroten
Je kunt je marktaandeel laten groeien door een ander bedrijf over te nemen of door ermee te fuseren.

Bij een fusie vormen twee bedrijven samen één nieuw bedrijf.


Slide 6 - Tekstslide

Wat houdt een homogeen product in?

Slide 7 - Open vraag

Aard van het product
  • Homogeen product =
  • als consumenten de producten van de verschillende aanbieders als identiek beschouwen; de consument heeft geen voorkeur en stapt dus moeiteloos van de ene naar de andere aanbieder over. Hierdoor kan er ook geen prijsverschil ontstaat tussen de verschillende aanbieders, anders zouden alle klanten overstappen naar de goedkoopste aanbieder.

  • Voorbeeld:
  • T-Mobile en KPN zijn hetzelfde → allebei telefoonaanbieders
  • Samsung en Apple → allebei telefoons
  • Coca Cola en Pepsi → allebei frisdrank met colasmaak





Slide 8 - Tekstslide

Aard van het product
  • Heterogeen product =
  • als de consumenten vinden dat er verschil is tussen de producten van de verschillende aanbieders. Hierbij gaat het niet alleen om het product zélf, maar ook allerlei factoren die ermee samenhangen, zoals bijvoorbeeld de sfeer in de winkel, spaaracties, enz.

  • Voorbeeld:
  • Samsung vs. Apple
  • Coca Cola vs Pepsi
  • Gucci vs Prada



Slide 9 - Tekstslide

Marktvormen
  • Volkomen concurrentie
  • Monopolie
  • Monopolistische concurrentie
  • Oligopolie
  • (Kartelvorming)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Noem een eigenschap van een markt van volkomen concurrentie

Slide 12 - Open vraag

Volkomen concurrentie
  • Een groot aantal aanbieders: iedere individuele producent is klein en heeft geen invloed op de prijs.
  • Een groot aantal vragers
  • Een homogeen product: voor de consument zijn alle exemplaren van het product identiek.
  • De markt bepaald de prijs
  • Als een producent zijn artikelen hoger zal prijzen dan andere producenten, dan zal hij niets meer verkopen. Als hij ze lager zal prijzen, gebeurt er uiteraard het omgekeerde.

  • Voorbeeld:
  • zuivelmarkt
  • geldmarkt (yen, dollars, enz.)



Slide 13 - Tekstslide

Monopolie
  • 1 aanbieder
  • Veel vragers

  • Homogeen product (er is er immers maar 1)

  • Voorbeeld:
  • De NS
  • GVB

Slide 14 - Tekstslide

Waar heeft de overheid de macht?
Monopolie
  • Marktvorm met maar één aanbieder.
  • In Nederland zeldzaam, wel overheidsmonopolies: 
  • hoogspanningsnet
  • uitgifte van bankbiljetten

Slide 15 - Tekstslide

Monopolistische concurrentie
Veel aanbieders
Beperkt aantal afnemers
Transparantie is laag
Bijvoorbeeld:
Designwinkels
Kledingspeciaalzaken
Dierenspeciaalzaak

Slide 16 - Tekstslide

Oligopolie
  • Twee of enkele aanbieders van een product.
  • veel vragers
  • Moeilijke toetreding tot de markt.
  • Heterogeen of homogeen oligopolie.
  • kans op kartelvorming ( prijsafspraak)
  • Kartelvorming is verboden (ACM)

Slide 17 - Tekstslide

Oligopolie
Homogeen oligopolie
(klanten letten vooral op de prijs, er kan een prijzenoorlog ontstaan)
Heterogeen oligopolie
(producenten moeten met elkaar concurreren)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m opdracht 12
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken/herhalingsopdracht 3.3
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 20 - Tekstslide