Nederlands: TOA + werkwoordspelling tt

Lesdoelen:
~ Je kunt straks uitleggen wat de persoonsvorm is en hoe je deze vindt.
~ Je weet straks welke stappen je moet zetten om werkwoorden in de tegenwoordige tijd juist te vervoegen.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
~ Je kunt straks uitleggen wat de persoonsvorm is en hoe je deze vindt.
~ Je weet straks welke stappen je moet zetten om werkwoorden in de tegenwoordige tijd juist te vervoegen.

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Het goed leren schrijven van werkwoorden in zowel de tegenwoordige als de verleden tijd.


Waarom is het belangrijk?


Slide 2 - Tekstslide

Leest dit lekker?

Morgen word ik opgehaaldt door Jan.
Het paard loopd door de stal.
Wat wort er van mij verwachd?
Piet zegd dat de trein niet rijt


Slide 3 - Tekstslide

Leest dit lekker?
Morgen word ik opgehaaldt door Jan.
Het paard loopd door de stal.
Wat wort er van mij verwachd?
Piet zegd dat de trein niet rijt

Beetje overdreven, maar juiste werkwoordspelling
komt toch netter over (in motivatiebrieven, e-mails, etc.)

Slide 4 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
1. Vind de persoonsvorm:

Drie manieren om de persoonsvorm te vinden.

Dit is altijd de eerste stap!!

Slide 5 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
1. Vind de persoonsvorm:
- Verander de zin in tijd
ik heb gefietst                  ik had gefietst
- Verander de zin in een vraagzin
ik heb gefietst                       heb ik gefietst?
- Verander de zin in aantal
ik heb gefietst                   wij hebben gefietst


Slide 6 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
1. De consumenten hebben IKEA uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.
2. Huppelend kwam de jongen na de wedstrijd thuis.
3. Na de voorstelling bleef het nog lang gezellig in de kantine.
4. Volgende week zal mijn neefje uit Suriname er ook bij kunnen zijn. 
5. Doordat de bliksem insloeg, hadden we geen internetverbinding.
6.  Steven Kruijswijk blijft derde en de Fransman Pinot verliest tijd in de bergrit.
7. Toen hij halverwege de wandeling was, at hij met genoegen zijn kroketten.




Slide 7 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
1. De consumenten hebben Ikea uitgeroepen tot beste winkelketen van Nederland.
2. Huppelend kwam de jongen na de wedstrijd thuis.
3. Na de voorstelling bleef het nog lang gezellig in de kantine.
4. Volgende week zal mijn neefje uit Suriname er ook bij kunnen zijn. 
5. Doordat de bliksem insloeg, hadden we geen internetverbinding.
6. Steven Kruijswijk blijft derde na aanval Pinot en Alaphilippe verliest tijd en bergrit.
7. Toen hij halverwege de wandeling was, at hij met genoegen zijn kroketten.




Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm gevonden?
Ga na of het de tegenwoordige tijd of verleden tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Gebruik de ik-vorm:
Enkelvoud (ik, jij, hij, zij, u)
- na 'ik'
ik fiets     ik loop    ik denk     ik vind      ik beantwoord
- als jij/je achter de persoonsvorm staat
val je          help je           zeg je        vind jij      beantwoord je     
Let op: helpt je collega de gasten op het terras?     je = jouw

- bij gebiedende wijs
kom!        geef!        loop!

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik de ik-vorm + 't':
- bij alle andere gevallen
jij vindt, zij houdt, hij loopt, Jan helpt, u wordt

Weet je niet zeker of je een 't' schrijft of niet?
Vervang het werkwoord dan door 'lopen':
loop je?             dus ook:            vind je?
loopt Petra?                  dus ook:                    vindt Petra?

Slide 11 - Tekstslide

Bij meervoud:
het hele werkwoord
Wij/jullie/zij        vinden, praten, helpen, rijden, etc.

Slide 12 - Tekstslide

Korte gezamenlijke oefening:
1. Elke maand (veranderen) Babet van haarkleur.
2. Ik (worden) gek van Tymo!
3. Het vliegtuig (landen) in Parijs.
4. Wanneer (beantwoord) je mijn mailtje?
5. Joshua en Tarek (helpen) Maya een handje.
6. Wat (gebeuren) er tijdens de reclame van het RTL Nieuws?

Slide 13 - Tekstslide

Korte gezamenlijke oefening:
1. Elke maand verandert Babet van haarkleur.
2. Ik word gek van Tymo!
3. Het vliegtuig landt in Parijs.
4. Wanneer beantwoord je mijn mailtje?
5. Joshua en Tarek helpen Maya een handje.
6. Wat gebeurt er tijdens de reclame van het RTL Nieuws?

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan het werk!
Op Starttaal:
Starttaal online > 2F > taalverzorging >
werkwoordspelling > tegenwoordige tijd
Maak opdracht 1 tot en met 5 

Heb je de instaptoets nog niet klaar? Maak dan eerst deze af!

Klaar? Ga naar 2F > Taalverzorging > Woordenschat > Betekenissen
Maak de opdrachten!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen:
~ Je kunt straks uitleggen wat de persoonsvorm is en hoe je deze vindt.
~ Je weet straks welke stappen je moet zetten om werkwoorden in de tegenwoordige tijd juist te vervoegen.

Slide 17 - Tekstslide

Programma:
Instaptoets lezen

Eventueel: schrijfopdracht/Starttaal

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Klaar?

3 opties (allemaal individueel):
- Afmaken instaptoets Starttaal
- Afmaken opdrachten werkwoordspelling (tt)

Slide 19 - Tekstslide