Unit 2 VWO Grammar

Unit 2 Grammar recap
3VWO
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unit 2 Grammar recap
3VWO

Slide 1 - Tekstslide

Topics
  • Present perfect, past simple, past perfect
  • The possessive
  • Conjunctions

Slide 2 - Tekstslide

Past perfect
De past perfect geeft aan dat iets vóór een bepaald moment of vóór een andere gebeurtenis in het verleden heeft plaatsgevonden. Vaak gebruikt in combinatie met de past simple

Voorbeeld:
He had walked the dog before he went to school.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je de past perfect?
A
was/were + ww + ing
B
am/is/are+ going to+ hele werkwoord
C
have/has + volt.deelwoord
D
had + volt.deelwoord

Slide 4 - Quizvraag

Past perfect
De past perfect maak je als volgt:
had + voltooid deelwoord

Let op!
Regelmatige werkwoorden eindigen op -ed.
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm: gone, eaten, etc. (p.285 All Right)

Slide 5 - Tekstslide

PAST PERFECT:
Which sentence uses the Past Perfect?
A
I was waiting for hours before he came.
B
I have waited for hours before he came.
C
I had waited for hours before he came.
D
I waited for hours before he came.

Slide 6 - Quizvraag

Past perfect:
Which sentence contains a Past Perfect?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching tv when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.

Slide 7 - Quizvraag

Bedenk zelf een zin met de past perfect.

Slide 8 - Open vraag

Past simple vs present perfect vs past perfect
De past simple, present perfect en past perfect zijn drie manieren om over het verleden te praten.

Slide 9 - Tekstslide

Past simple vs present perfect vs past perfect

Slide 10 - Tekstslide

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party last week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 11 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 12 - Quizvraag

PRESENT PERFECT:
Welke zin gebruikt de present perfect?
A
I have lived in Leiden for 13 years.
B
I was living in Leiden a few years ago.
C
I lived in Leiden in 2010.
D
I am living in Leiden right now.

Slide 13 - Quizvraag

PRESENT PERFECT:
Welke zin gebruikt de present perfect?
A
She had been working at the kiosk since summer.
B
She have been working at the kiosk since summer.
C
She has worked at the kiosk since summer.
D
She has been working at the kiosk since summer.

Slide 14 - Quizvraag

PAST PERFECT:
Welke zin gebruikt de Past Perfect?
A
I was waiting for hours before he came.
B
I have waited for hours before he came.
C
I had waited for hours before he came.
D
I waited for hours before he came.

Slide 15 - Quizvraag

PAST PERFECT:
Welke zin gebruikt de Past Perfect?
A
I watched my brother leave the store.
B
I was watching tv when he left the store.
C
I have just watched him leaving the store
D
I had watched him leaving the store when I spoke to you.

Slide 16 - Quizvraag

Possessive 's, ' and ...of...
Je gebruikt de possessive om bezit aan te geven, of om aan te geven dat iets bij iets anders hoort.

Voorbeelden:
My dad's car
Tess'(s) bike was stolen yesterday
Houston is in the state of Texas

Slide 17 - Tekstslide

Possessive 's, ' and ...of...
's achter zelfstandige naamwoorden in het meervoud die niet op -s eindigen (personen, dieren).

' achter zelfstandige naamwoorden in het meervoud die op -s eindigen.

Slide 18 - Tekstslide

Possessive 's, ' and ...of...
Je gebruikt ...of... als je het hebt over dingen:
Put your bike at the back of your house

Je gebruikt ...of... als je het hebt over geografische locaties:
Suzy lives in the city of San Diego

Slide 19 - Tekstslide

Which "Possessive"
is CORRECT?
A
This is Tess car.
B
This is Tess's car.
C
This is the car of Tess.
D
This is Tess' car.

Slide 20 - Quizvraag

Possessive
Which is correct?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.

Slide 21 - Quizvraag

Possessive
Which is correct?
A
New York's streets
B
New York its streets
C
New Yorks' streets
D
The streets of New York

Slide 22 - Quizvraag

Grammar: possessive forms 
Used for people and aninals. 
Used for plurals (meervoud).
Used for things and places.
's
of
'

Slide 23 - Sleepvraag

Conjunctions
Conjunctions zijn voegwoorden. Deze woorden hebben allemaal een eigen functie.
Conjunctions voegen zinsdelen samen tot een zin.

Slide 24 - Tekstslide

Conjunctions
Conjunctions zijn voegwoorden. Deze woorden hebben allemaal een eigen functie.
Conjunctions voegen zinsdelen samen tot een zin.

Zie volledige lijst op p.95 All Right!

Slide 25 - Tekstslide

Maak een zin met een of twee conjunctions.

Slide 26 - Open vraag