In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Betoog
Doel: overtuigen van de lezer/ luisteraar
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Cursus 6: H2-Argumentatiestructuren
Slide 3 - Tekstslide
Theorie: argumentatiestructuren
Nieuw Nederlands
-Standpunt, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen (vanaf p.192)
-Argumentatiestructuren (vanaf p. 196)
-Argumentatieschema's (vanaf p. 205)
Slide 4 - Tekstslide
Theorie argumentatiestructuren
Slide 5 - Tekstslide
5 argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Slide 6 - Tekstslide
1) Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.
HET WAS EEN LEUKE LES
⇑ signaalwoorden: want / omdat / aangezien / immers
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
2) Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Bij onafhankelijkeargumenten staat ieder argument los van het andere Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
3) Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
5) nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Je kunt natuurlijk ook een combinatie hebben van nevenschikkende argumentatie (meerdere argumenten), die ondersteund worden met onderschikkende argumenten (subargumenten).
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Oefenen
Slide 16 - Tekstslide
Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Dit is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Slide 18 - Quizvraag
De spelling moet worden vereenvoudigd. De meeste Nederlanders blijven fouten maken. Kijk maar naar de spelfouten in tijdschriften en kranten.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Slide 19 - Quizvraag
Het Vechtdal College is een goede school. Het heeft een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Video
Bekijk het volgende filmpje en beantwoord daarna de vragen.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Welke 'stelling' kan je uit het verhaal van Lubach halen.
Slide 24 - Open vraag
Waarom gebruiken we hier niet de stelling : 'Moeten we misschien niet iets minder vlees eten?'
A
Deze stelling is te lang
B
Een stelling moet een mededelende zin zijn
C
Deze stelling is niet precies genoeg
D
Een stelling moet altijd in eigen woorden worden weergegeven
Slide 25 - Quizvraag
Welke drie hoofdargumenten gebruikt hij voor het onderbouwen van zijn stelling?
Slide 26 - Open vraag
Bij welk hoofdargument(en) maakt hij gebruik van subargumenten?