Je hebt voor vandaag twee columns meegenomen.
Voor deze opdracht werk je samen met je buur .
Wissel je columns uit:
Opdracht 1: welke kenmerken van een column herken je?
Opdracht 2: noteer alles wat je opvalt qua beeldspraak/stijlfiguren/taalgebruik/bijvoeglijke naamwoorden/etc.
Wissel weer uit en bespreek je bevindingen. Vul alles in op de volgende slide.
Daarna bespreken we alles nog kort klassikaal na.
Klaar? Schrijf een kort verhaal (150-200 woorden). In elke zin moet een bijvoeglijk naamwoord voorkomen. Gebruik ook minstens 5 x een vorm van beeldspraak/stijlfiguren. De eerste zin van je verhaal begint met ‘Laat me allemaal met rust!’