Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
4.04 t/m 4.07 Grammatica
Vak:
Nederlands
Hoofdstuk:
4
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Vak:
Nederlands
Hoofdstuk:
4
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op blz. 199 met je schrift.
Slide 2 - Tekstslide
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat.
Slide 3 - Tekstslide
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les;
- kun je de tot nu toe geleerde zinsdelen benoemen;
- kun je de tot nu toe geleerde woordsoorten benoemen;
- kun je persoonlijke voornaamwoorden benoemen;
- kun je bezittelijke voornaamwoorden benoemen.
Slide 4 - Tekstslide
Verdiept arrangement:
Alex
Kijk of je de uitleg begrijpt, anders meedoen met de rest vandaag.
Huiswerk noteren + maken:
Les: 4.4 t/m 4.7
blz.: 199 t/m 205
opdr.: 1 t/m 9
Slide 5 - Tekstslide
Mini-check
Quiz mee
Slide 6 - Tekstslide
Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Een verkleinwoord van een zelfstandig naamwoord
B
Een bijvoeglijk naamwoord dat een persoon beschrijft
C
Een woord dat naar een persoon verwijst (zoals ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij)
D
Een woord dat naar een ding verwijst
Slide 8 - Quizvraag
Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Morgen geeft hij een cadeautje aan zijn oma.'
A
3 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 9 - Quizvraag
Wie maakt wat:
Iedereen doet mee met de instructie:
les 4.4 t/m 4.7, opdr. 1 t/m 9 blz. 199 t/m 205.
De rest doet mee met de instructie.
Slide 10 - Tekstslide
4. Instructie
Dadelijk lees je het verhaal 'De boot'.
Daarna maak je opdracht 1 op blz. 191. Deze beantwoord je in je schrift.
Opdracht 2 doe je zelfstandig in je schrift.
Slide 11 - Tekstslide
herhaling zinsdelen
persoonsvorm
- zin in andere tijd zetten.
- zin vragend maken.
( )
onderwerp
wie / wat + pv
( )
werkwoordelijk gezegde
Alle andere werkwoorden in de zin. PV hooft daar ook bij, maar die krijgt geen extra teken.
{ }
lijdend voorwerp
wie / wat + wwg + onderwerp
_________
meewerkend voorwerp
aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Slide 12 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.
Slide 13 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord? Geeft aan dat iets van iemand is.
mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn
Slide 14 - Tekstslide
persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord
Slide 15 - Tekstslide
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 4.4 t/m 4.7 blz. 199 t/m 205, opdr. 1 t/m 9.
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
namen lln...
kom aan de instructietafel zitten.
Slide 16 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V, B, I: Lees en maak les 4.4 t/m 4.7 blz. 199 t/m 205, opdr. 1 t/m 9.
Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets / lezen / woordzoeker.
timer
30:00
Slide 17 - Tekstslide
7. Evaluatie
- Zelfstandig leren;
w
erkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee!
Slide 18 - Tekstslide
Zij heeft aan hem verkering gevraagd.
Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem
Slide 19 - Quizvraag
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het bezittelijk voornaamwoord is / de bezittelijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
(1e) haar
C
Zij, (1e) haar, (2e) haar
D
(2e) haar
Slide 20 - Quizvraag
Ik durf het SO grammatica wel aan.
0
10
Slide 21 - Poll
Afsluiting
Ruim je boek en schrift van NE op.
Volgende lesuur:
....................
Slide 22 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
4.04 t/m 4.05 Grammatica
Maart 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
4.7 grammatica
Maart 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
4.7 Gr. Z Formatief toetsje en 4.8 Gr. W terugblik psv en bzv
Maart 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica 5.7 1K
Januari 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
4.6 + 4.7
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
4.6 & 4.7 ww, znw, bnw, lw, vz - persoonlijk voornaamwoord
Februari 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
2 KGT blok 4 grammatica deel 2 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Mei 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Blok 4 Grammatica
Mei 2022
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3