Paragraaf 2.2 - Mengsels

2.2: Mengsels
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.2: Mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van paragraaf 2.2
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels. 
  • Je kunt een oplossing herkennen. 
  • Je kunt vertellen wanneer een stof zuur is en basisch is. 
  • Je kunt vertellen welke pH waarde bij een zure en basische stof horen. 

Slide 2 - Tekstslide

Introductie
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels. Dat zie je meteen als je kijkt op de verpakking van een voedingsmiddel of een medicijn. Daarop staat een lijst met de verschillende stoffen die in het product zitten. Die stoffen noem je ingrediënten.

Slide 3 - Tekstslide

Mengsel
In figuur hiernaast zie je welke ingrediënten (stoffen) er in icetea zitten. Water is het belangrijkste ingrediënt, zoals in alle frisdranken, en staat daarom voorop. De icetea bestaat verder uit zoetstoffen, zuren, geurstoffen en smaakstoffen. Ook zit er een conserveermiddel in dat ervoor zorgt dat de icetea langer houdbaar blijft. Al deze stoffen worden afzonderlijk op het etiket vermeld. Omdat icetea uit meerdere stoffen bestaat, is het een mengsel.
 

Slide 4 - Tekstslide

Zuivere stof
Je vindt in huis maar enkele zuivere stoffen. Een voorbeeld van een zuivere stof is kristalsuiker. In een pak suiker zit alleen maar suiker; er zitten geen andere stoffen doorheen. Ook keukenzout is een zuivere stof, als er tenminste geen jodium aan is toegevoegd (figuur hiernaast)

Slide 5 - Tekstslide

Oplossingen
Als je suiker in een glas heet water doet en even roert, zie je dat de suikerkorreltjes verdwijnen. Je zegt dat de suiker oplost in het water. Het mengsel dat je zo krijgt, noem je een oplossing. Water is hierbij het oplosmiddel, suiker de opgeloste stof. De suiker is niet echt verdwenen. Dat merk je als je het water proeft: het smaakt nu zoet. 
 Veel van de stoffen die je thuis vindt, zijn oplossingen. Voorbeelden zijn thee, frisdrank, parfum en shampoo (figuur hiernaast).

Slide 6 - Tekstslide

Emulsie is een mengsel van 2 vloeistoffen die niet in elkaar oplossen.

Een emulgator is een stof die ervoor zorgt dat een emulsie niet gaat ontmengen.

Voorbeeld: mayonaise, handcreme

Slide 7 - Tekstslide

Oplossingen herkennen
  • Oplossingen zijn altijd helder. Je kunt erdoorheen kijken. Water is helder en kleurloos, ook als je er suiker of zout in hebt opgelost. 
  • Een oplossing kan wel een kleur hebben. Thee of icetea zijn hier goede voorbeelden van. 
  • Oplossingen blijven ook altijd goed gemengd. Laat je een fles frisdrank een jaar in de kast staan, dan blijft de frisdrank goed gemengd.

Slide 8 - Tekstslide

Welke mengsels zijn zuur?
De zuurgraad  geeft aan hoe zuur een oplossing is. 
Een ander woord voor zuurgraad is pH
De pH is een getal tussen de 0 en 14
Een zure oplossing heeft een pH-waarde onder de zeven

Slide 9 - Tekstslide

Basische oplossing
De  pH-waarde boven de 7 geeft aan dat het een basische oplossing is. Voorbeelden zeep, ammonia en allesreiniger

Als de pH precies 7  (tussen 6 en 8) is dan is de oplossing neutraal!

Slide 10 - Tekstslide

De pH meten
hiervoor zijn indicatoren nodig
een indicator is een stof die de aanwezigheid van een andere stof aantoont
 
- Rodekool sap bijvoorbeeld.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video