Herhaling 3.1 en 3.2

herhaling paragraaf 6.1 en 6.2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

herhaling paragraaf 6.1 en 6.2

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de betekenis van collectieve goederen?
A
Dit zijn goederen die men zelf kan maken.
B
Dit zijn goederen die de overheid veel geld opleveren.
C
Goederen en diensten die door de overheid worden betaald en geleverd.

Slide 2 - Quizvraag

Welke voorzieningen zijn collectieve goederen?
A
brandweer, onderwijs en winkels
B
onderwijs en supermarkten
C
brandweer en onderwijs
D
winkels, huiswerk- begeleiding en bioscopen

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn de drie overheden?
A
Rijk, provincie, gemeente
B
Rijk, gemeente, burgemeester
C
gemeente, fusie, collectief
D
Provincie, rijk, belastingdienst

Slide 4 - Quizvraag

Wie regelt alles in de plaats waar jij woont?
A
De overheid
B
De provincie
C
Het rijk
D
De gemeente

Slide 5 - Quizvraag

Aanleg van carpoolplaats tussen twee gemeenten in. Besluit wordt genomen door:
A
De gemeente
B
Het rijk
C
De provincie
D
Het waterschap

Slide 6 - Quizvraag

Plaatsen van een verkeersbord in de Julianastraat. Besluit wordt genomen door:
A
De gemeente
B
Het rijk
C
De provincie
D
Het waterschap

Slide 7 - Quizvraag

Hondenbelasting gaat naar
A
De gemeente
B
De provincie
C
Het rijk
D
Alledrie

Slide 8 - Quizvraag

Een ambtenaar is ...
A
iemand die met zijn handen werkt.
B
iemand die in de Tweede Kamer werkt.
C
iemand die voor de overheid werkt.
D
iemand die in de Eerste Kamer werkt.

Slide 9 - Quizvraag

In welke sector vind je alle bedrijven terug?
A
Particuliere sector
B
Primaire sector
C
Collectieve sector
D
Secundaire sector

Slide 10 - Quizvraag

Een financiële bijdrage die de overheid geeft om iets aan te moedigen (bv. zonnepanelen)
A
Accijns
B
Waterschap
C
Subsidie
D
Verzorgingsstaat

Slide 11 - Quizvraag

Extra belasting zodat producten minder worden gekocht noemen we:
A
Accijns
B
Waterschap
C
Subsidie
D
Verzorgingsstaat

Slide 12 - Quizvraag

Alle uitkeringen waardoor we geld uit kunnen blijven geven noemen we:
A
Werknemersverzekering
B
Sociale zekerheid
C
WIA
D
Verzorgingsstaat

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je het door de overheid vastgestelde minimumbedrag dat je nodig hebt om van te leven?
A
Bijstand
B
Huurtoeslag
C
Sociaal minimum
D
Volksverzekering

Slide 14 - Quizvraag

Alle bedrijven die goederen en diensten verkopen om daarmee winst te maken, behoren tot de...
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector

Slide 15 - Quizvraag

Nederland is een voorbeeld van een verzorgingsstaat.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

de sociale zekerheid wordt betaald met......
A
belastinggeld en sociale premies
B
sociale premies
C
belastinggeld

Slide 17 - Quizvraag

Welke sociale zekerheid ontvang je als je werkloos bent?
A
AOW
B
WW
C
WIA
D
ZW

Slide 18 - Quizvraag

Er zijn twee soorten sociale verzekeringen: werknemersverzekeringen en volksverzekeringen. Dit is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Met welke uitkering krijg je te maken als de pensioengerechtigde leeftijd bereikt? Is dit een volksverzekering of een werknemersverzekering?
A
WAO, werknemersverzekering
B
WAO, volksverzekering
C
AOW, werknemersverzekering
D
AOW, volksverzekering

Slide 20 - Quizvraag

Iedereen die in NL woont betaalt hieraan mee. Het is een.....
A
volksverzekering
B
werknemersverzekering

Slide 21 - Quizvraag

De accijns betaal je direct aan de overheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag