Les 08-06

Cours du 08-06
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cours du 08-06

Slide 1 - Tekstslide

Toets toetsweek 30-06
Avoir, être, aller, faire
Werkwoorden op -er regelmatig.
Bezittelijk voornaamwoord
Bijvoeglijk naamwoord (algemene regel en onregelmatige vormen, alleen vorm).
Getallen t/m 20

Slide 2 - Tekstslide

Leesoets H5 15-06
woordjes H5: voca A, B, E en F

Slide 3 - Tekstslide

Programme
- Répéter                                                (10 min)
   - Zeeslag getallen
- Bezittelijk voornaamwoord            (15 min)
  - Extra oefeningen
  - Nakijken blad extra oefeningen    (10 min)
- Afsluiting                                            ( 5 min)
- Devoirs                                                ( 5 min)
   


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Na de les kun je verschillende rijtjes van het bezittelijk voornaamwoord noemen. 

Na de les kun je de getallen van 69 t/m 100 opnoemen. 

Slide 5 - Tekstslide

Un jeu maintenant -Zeeslag
Iedere speler plaatst zijn 5 schepen in de hokjes (cases) van zijn spelkaart:
- een vliegdekschip (5 hokjes) 
- een kruiser (4 hokjes)
- twee onderzeeboten (2 x 3 hokjes)
- een torpedoboot (2 hokjes) 

Klaar? Jongste speler begint door een letter-cijfer-combinatie te noemen. Bijvoorbeeld: A85.
De tegenstander kijkt of een van zijn boten op A85 ligt. Er zijn nu twee mogelijkheden:
- Raak! (=Touché!): er ligt een (deel van een) schip op A85. Nu mag degene die aan de beurt was, nog een letter-cijfer-  
  combinatie noemen, bijvoorbeeld A70. Is het weer raak en zijn alle hokjes van het schip gevonden, dan ben je af.
- Mis! of In het water : het hokje A70 is leeg. Nu mag de andere speler een letter-cijfer combinatie noemen.

Ga net zo lang door totdat één van de twee spelers alle schepen van zijn tegenstander tot zinken heeft gebracht. Die speler heeft gewonnen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit van iemand aan: mijn fiets, jouw huis, haar schoenen. 

De vorm hangt af van de vorm van het zelfstandige naamwoord: mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.

Let op bij son en sa. Beide betekenen zijn, ondanks dat 'sa' de vrouwelijke vorm is. 
Paul a un copain > c'est son copain: het is ZIJN vriend.
Laura a un copain > c'est son copain: het is HAAR vriend.

Slide 8 - Tekstslide

De vormen
Let op de volgende dingen:
- Wanneer een woord met a,       e, i, o, u, y begint >       
   mannelijke vorm
- Met 'son' en 'sa' > beide 
   'zijn', ondanks vrouwelijke     vorm.

Slide 9 - Tekstslide

Au travail!
Faire ex. 5a, b et c. 
 




Klaar? Slim stampen H5 voca A, B, E en F
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiting
Ik kan het rijtje bezittelijke voornaamwoorden van 'jullie' opnoemen. 




Slide 11 - Tekstslide

Les devoirs
Maken voor de volgende les:
- leren bez. voornaamwoord

Slide 12 - Tekstslide