Les 4 h3 p1 en p2 geld, de smeerolie van ruilen

Les 4 h3 p1 en p2 geld, de smeerolie van ruilen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4 h3 p1 en p2 geld, de smeerolie van ruilen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling vorige les
  • Opdrachten bespreken
  • Behandelen paragraaf 3.1 en 3.2
  • Quizje
  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les
  • Welke twee voorwaarden zijn nodig om te kunnen ruilen?
  • Wat is een patent? En welk voordeel en welk nadeel heeft een patent?
  • Welke transactiekosten ken je?
  • Wat is arbeidsproductiviteit?
  • Met welke 2 manieren kun je arbeidsproductiviteit verhogen?

Slide 3 - Tekstslide

Opdrachten bespreken
4.5

Slide 4 - Tekstslide

hoofdstuk 3: Geld

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is er eigenlijk geld?
  • Koeien tegen huizen ruilen werkt heel lastig
  • Geld opsparen is een stuk handiger dan kaas, want geld bederft niet
  • Het is een stuk handiger om de waarde van een auto in geld uit te drukken dan in aantal bakstenen

Slide 6 - Tekstslide

Geld
  • Geld als ruilmiddel
  • Geld op oppotmiddel
  • Geld als rekenmiddel 

  • Deze functies werken
    ondanks de verschillende valuta: Verschillende munteendheden die in verschillende landen gebruikt worden

Slide 7 - Tekstslide

Geldsoorten
Vroeger werden niet 'gewone munten' gebruikt, maar bijvoorbeeld schelpen. Geld heeft 4 vereisten voordat het zo gebruikt kan worden:
  1. Geld moet deelbaar zijn
  2. Geld moet handbaar zijn
  3. Geld moet duurzaam zijn
  4. Geld mag niet makkelijk na te maken zijn

Slide 8 - Tekstslide

Voldoet de bitcoin aan al deze vereisten?

Slide 9 - Tekstslide

Waarde geld
Een briefje van 500 maken kost maar een klein beetje, waarom is het dan 500 euro waard?

Vroeger werd geld gedekt door goud: je kon je brief/muntgeld altijd inruilen voor een bepaalde hoeveelheid goud.
Tegenwoordig niet meer: waarde geld is gebaseerd op vertrouwen.

Slide 10 - Tekstslide

fiduciair geld
Geld dat gebaseerd is op vertrouwen. Onder te verdelen in:

  • Chartaal geld: briefgeld en muntgeld
  • Giraal geld: Geld op de bank

Slide 11 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?

Slide 12 - Tekstslide

De grote Wat-kost-wat-quiz

Slide 13 - Tekstslide

Chiquita bananen
familypack per kg
A
€1,59
B
€2,19
C
€3,57
D
€4,15

Slide 14 - Quizvraag

Krat Hertog Jan bier
A
€12,99
B
€15,99
C
€17,99
D
€19,99

Slide 15 - Quizvraag

AH zoute sticks 250 gram
A
€0,65
B
€0,99
C
€1,15
D
€1,59

Slide 16 - Quizvraag

AH komkommer
A
€0,55
B
€0,95
C
€1,15
D
€1,99

Slide 17 - Quizvraag

Blije Kip biologische
eieren
A
€2,99
B
€3,99
C
€4,99
D
€5,99

Slide 18 - Quizvraag

Sun 25 vaatwastabletten
A
€7,99
B
€9,99
C
€13,99
D
€15,99

Slide 19 - Quizvraag

AH vaatwastabletten
60 stuks
A
€1,99
B
€3,79
C
€6,65
D
€7,99

Slide 20 - Quizvraag

Page kussenzacht
toiletpapier 12 stuks
A
€4,99
B
€6,99
C
€7,99
D
€12,99

Slide 21 - Quizvraag

Andrélon verrassend volume
shampoo 300 ml
A
€1,55
B
€2,48
C
€3,15
D
€5,39

Slide 22 - Quizvraag

AH Kaas van de boerderij
belegen 50+, prijs per kg
A
€7,99
B
€11,58
C
€15,29
D
€19,19

Slide 23 - Quizvraag

Einduitslag:

Slide 24 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Slide 25 - Tekstslide