wat weten wij nog ?

wat weten wij nog ?
                                                                                                      Wetgeving
                                    klinisch redeneren
                                                                                    Pols,Ademhaling,tensie

injecteren subcutaan
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

wat weten wij nog ?
                                                                                                      Wetgeving
                                    klinisch redeneren
                                                                                    Pols,Ademhaling,tensie

injecteren subcutaan

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat regelt de BIG wet?
A
Voorbehouden handelingen
B
Beschermde beroepstitel
C
Recht op informatie voor de patiënten
D
Vrije artsen keuze

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staan de letters BIG in de BIG wet?
A
Wet op de beroepen in de gezondheidszorg
B
Wet op de verbetering van de zorg voor het individu
C
Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
D
Wet op beroepen in de initiële gezondheid

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor welke handelingen zijn protocollen van toepassing in de BIG-wet?
A
voor voorbehouden Handelingen
B
voor Overige Handelingen
C
voor Risicovolle Handelingen
D
Antwoord A, B én C

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het stappenplan gebruiken we bij het verzorgend redeneren,
Wat is dan je eerste en je laatste stap?
A
1.zorgplan maken 2.evalueren
B
1.gegevens verzamelen 2.evalueren
C
1.zorgbehoefte vaststellen 2. voorlopige diagnose opstellen
D
1. observeren. 2.uitvoeren

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk meetinstrument gebruik je voor verzorgend redeneren bij delier?
A
de DOS-score
B
de MEWS
C
De SBARR
D
Die is er niet.

Slide 6 - Quizvraag

DOS -Score-
Wat is de juiste definitie van verzorgend redeneren?
A
Methode om informatie te verzamelen voor een zorgleefplan
B
Methodiek om van analyseren tot actie te komen
C
Methode om de gezondheidstoestand te observeren

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat bij een patiënt gedurende 15 seconden de pols tellen. Je telt 15 slagen.
De patiënt heeft een hartslag van:
A
45
B
30
C
60
D
75

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het tellen van de pols let je op:
A
Frequentie, kleur en helderheid
B
Frequentie, gelijkmatigheid, ritme
C
Gelijkmatigheid, hoeveelheid, vastheid
D
Ritme, regelmaat

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat observeer je met pols tellen?
A
Frequentie en gelijkmatigheid
B
Frequentie - gelijkmatigheid - regelmaat - kracht
C
Of de spierkracht aanwezig is
D
Hoe dik de pols is van de zorgvrager

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gezonder:
ademhalen door je neus of ademhalen door je mond?
A
Door je neus
B
Door je mond

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het meten van de ademhaling is het tellen van het aantal ademhalingen voldoende
A
Ja
B
+ de saturatie
C
+ de saturatie en bloedgas
D
+ saturatie en observatie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel ademhalingen in 10 seconden is 'normale ademhaling'?
A
minimaal 1
B
minimaal 4
C
2 of 3
D
18-21

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat RR voor bij het meten van de tensie?
A
Riva Rocci
B
tensie
C
bloeddruk

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de ochtend controle meet je bij de patiënt van jouw collega de volgende tensie: 99/60, wat doe je?
timer
0:20
A
Overlegt met jouw collega over vorig gemeten tensies
B
Direct een zak vocht snel druppelend/onder druk aanhangen
C
Direct een arts waarschuwen
D
Niks, deze tensie is altijd acceptabel

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je meet de vitale functies en je ziet dat de patiënt een tensie heeft van 210/115. Echter ligt de patiënt er goed bij. Wat zijn je interventies?
A
Ik besluit de tensie over te meten over 15 min en doe er verder onderneem verder geen actie.
B
Ik bel de verpleegkundige , arts en vraag wat de verdere acties zijn.
C
Ik vraag aan de patiënt of hij/zij dit vaker heeft gehad. Het antwoord bel ik door naar de verpleegkundige.
D
Ik bel de IC arts om hulp te vragen.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat meet je als je de Tensie meet?
A
De systolische en diastolische druk in de arteriën
B
De systolische en diastolische druk in de venen
C
De druk in de arteriën als de linker ventrikel zich samentrekt
D
Het zuurstofgehalte in het bloed

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem complicaties die kunnen ontstaan bij het injecteren?

Slide 18 - Woordweb

  • naald afbreken 
  • uitvalsverschijnselen door aanprikken van een zenuw
  • abces of necrose door onjuist injecteren van bepaalde  vloeistoffen, verkeerde plaats of verkeerde manier
  • infiltraat
  • allergische reactie lokaal of algemeen  anafylactische shock 
  • infectieverschijnselen lokaal of algemeen  duizelingen/ flauwvallen 
  •  prikaccident 
Hoeveel EH mag je maximaal
per keer spuiten?

Slide 19 - Woordweb

40 -50 EH, erboven 2 x injecteren
Bij subcutaan injecteren, dan injecteer je ...
A
In de spier
B
in de opperhuid
C
in de lederhuid
D
in het onderhuidsweefsel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I.M. injecteren is een
A
voorbehouden handeling
B
risicovolle handeling
C
voorbehouden en risicovolle handeling

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een complicatie bij i.m. injecteren
(meerdere antwoorden zijn juist)
A
Een zenuw kan aangeprikt worden
B
Er kan abcesvorming ontstaan als de vloeistof slecht wordt opgenomen
C
een bloedvat kan aangeprikt worden waardoor medicatie te snel wordt opgenomen
D
Er kan een pijnlijke spiercontractie ontstaan

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor dient de rangeertechniek bij het i.m. injecteren?
A
niet terugvloeien medicatie
B
minder beschadiging aan huid
C
niet lekken van bloed
D
rangeertechniek gebruik je bij s.c. injectie

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het gebruik van antistolling een contra indicatie voor i.m. injecteren?
A
kan trombose veroorzaken
B
kan een pijnlijk hematoom veroorzaken
C
kan aggregatie veroorzaken
D
kan INR waarde beïnvloeden

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar prik je met I.M. injecteren?
A
ader
B
bot
C
huid
D
spier

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies