In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Ron moet 2,75 ‰ van de waarde betalen als premie. De waarde van zijn spullen bedraagt € 4.000 . Hoeveel moet Ron betalen aan premie? Geef de berekening.
Slide 3 - Open vraag
Hoe groter het risico dat Ron wil verzekeren, des te hoger de premie. Geef hiervoor een verklaring.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Mevrouw Beuker heeft voor haar woonhuis een opstalverzekering gesloten. Het verzekerd bedrag is € 210.000. Na een brand is er een schade van € 40.000 aan het huis. De verzekeraar taxeert de herbouwwaarde van het woonhuis op € 300.000.
Bereken welk bedrag door de verzekeraar wordt vergoed? Laat je berekening zien.
Slide 14 - Open vraag
Welke verzekering is verplicht?
A
Inboedelverzekering
B
AVP verzekering
C
Reisverzekering
D
Zorgverzekering
Slide 15 - Quizvraag
De familie Polder heeft een nieuw huis gekocht en ze zijn er erg blij mee. Ze moeten hun huis nog wel verzekeren. Welke verzekering moet het gezin Polder nemen, als ze hun woning willen verzekeren tegen brand- en stormschade?