Les 1 30-05-24

Le jeudi 30 mai
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 65 min

Onderdelen in deze les

Le jeudi 30 mai

Slide 1 - Tekstslide

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. La prononciation des mots
3. Le travail du jour (ensemble et en autonomie)
4. Rappel Grammaire II l'imparfait
5. Heb je de doelen behaald? 

Slide 2 - Tekstslide

1. Les buts du cours
Kennis:
-Je hebt de woordjes van apprendre 6 geoefend.
-Je kan zinnen in de imparfait maken. 

Spreekvaardigheid:
-Je kan kan zeggen hoe je je voelt en waarom.
-Je kan je karakter beschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

2. La prononciation des mots
Prends ton livre à la page 122 et lis les mots apprendre 6


Slide 4 - Tekstslide

3. Le travail du jour
Travailler ensemble
Fais les exercices Parler: 17(k) + 19(k) + 22A(k)

Travailler en autonomie
Herhaling Grammaire II 
Exercices Parler: 17 + 18+ 21 












timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

3b. Grammaire II: Imparfait 
Je gebruikt deze tijd om te vertellen hoe iets was in het verleden. Volg de 3 stappen: 

1.  Neem de nous-vorm in de présent: Bijv.: nous chantons
2. Haal "ons" van het werkwoord af. Dit is de stam. Bijv.: chant-
3. Voeg de uitgangen van de imparfait aan de stam. 
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.             "être" is een uitzondering.

Slide 6 - Tekstslide

3c. Grammaire II: Imparfait
Onderwerp 
Uitgang 
Voorbeeld 
Je
- ais
Je parlais
Tu 
- ais
Tu parlais
Il / Elle / On 
- ait
Elle parlait
Nous
- ions
Nous parlions  
Vous 
- iez
Vous parliez 
Ils / Elles
- aient
Ils parlaient 

Slide 7 - Tekstslide

3d. De signaalwoorden p.97
De signaalwoorden die een volgorde in de tekst aangeven:
d'abord (eerst), ensuite (vervolgens), enfin (uiteindelijk)

De signaalwoorden die een verband tussen tekstdelen geven:
aussi (ook), car (want), parce que (omdat), donc (dus), 
en plus (bovendien), mais (maar), pourtant (echter), si (als).

Slide 8 - Tekstslide

4. Heb je de doelen behaald?
Kennis:
-Je kent een paar nieuwe de signaalwoorden.
-Je kan de -ir werkwoorden vervoegen (in de t.t).
-Je kan een zin in de imparfait schrijven .

Luistervaardigheid:
Je kan gesprekken en chansons begrijpen. 

Slide 9 - Tekstslide

3a. Grammaire I: uitleg
De regelmatige werkwoorden op -IR. (Stam +uitgang). Rougir 
Je rougis
Tu rougis
Il/elle/on rougit
Nous rougissons
Vous rougissez
Ils/elles rougissent               Passé-composé: il a rougi

Slide 10 - Tekstslide

5. Heb je de doelen behaald?
Kennis:
-Je hebt de woordjes van apprendre 6 geoefend.
-Je kan zinnen in de imparfait maken. 

Spreekvaardigheid:
-Je kan kan zeggen hoe je je voelt en waarom.
-Je kan je karakter beschrijven.

Slide 11 - Tekstslide