Interview (les 2) - het schrijven van een interviewverslag


Het
Schrijven
van een
Interview-
verslag







1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Het
Schrijven
van een
Interview-
verslag







Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je: 

  • keuzes maken over welke informatie uit een interview je wel of niet gebruikt in je verslag. 
  • de vorm kiezen voor je interviewverslag.  
  • het verschil tussen een letterlijk en een samenvattend interviewverslag herkennen en toepassen. 
  • verschillende manieren van citeren toepassen in je verslag. 
  • de standaard zinsdeelvolgorde en inversie gebruiken om je tekst levendiger te maken. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het schrijven van een interviewverslag?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Keuzes maken in het gebruik van informatie uit het interview

Bij het schrijven van een interviewverslag maak je keuzes over welke informatie je opneemt en in welke vorm je dit giet.

Je kunt kiezen tussen een letterlijk interviewverslag en een samenvattend interviewverslag.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letterlijk versus samenvattend interviewverslag

Letterlijk interviewverslag:
een verslag waarin vragen en antwoorden afwisselen met directe citaten. 

Samenvattend interviewverslag: een verslag waarin de antwoorden van de geïnterviewde in eigen woorden worden weergegeven met soms een citaat.

Slide 5 - Tekstslide

Voeg toe aan je vaktaalwoordenlijst!
Hoe neem je een citaat op
in je interviewverslag?

Een citaat is een tekstgedeelte in de directe rede. Je noteert wat Iemand letterlijk heeft gezegd. Gebruik Interpunctie (leestekens) om duidelijk te maken dat het een citaat is en dat het niet jouw eigen woorden zijn. Er zijn vier manieren om te citeren:
1. Anton buldert: 'Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen!
2. 'Dat,’ buldert Anton, 'heeft u mij helemaal niet horen zeggen!'
3. 'Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen,' buldert Anton.
4. 'Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen.’

Slide 6 - Tekstslide

Voeg de woorden citaat en directe rede toe aan je vaktaalwoordenlijst. 

Meer informatie over de directe en indirecte rede is hier te vinden: https://taaladvies.net/termen-directe-rede-of-indirecte-rede/ 
Hoe pas je variatie toe in je taalgebruik?
Door de zinsdeelvolgorde af te wisselen wordt je tekst levendiger.

Standaard zinsdeelvolgorde:
de volgorde in Nederlandse zinnen waarbij meestal begonnen wordt met het onderwerp gevolgd door de persoonsvorm.
Inversie: een verandering van de standaard zinsdeelvolgorde waarbij onderwerp en persoonsvorm van plaats wisselen, wat nadruk legt op een ander zinsdeel.

Slide 7 - Tekstslide

Voeg standaard zinsdeelvolgorde en inversie toe aan je vaktaalwoordenlijst. 
Woordkeuze

Een tekst leest prettiger als woorden niet te vaak herhaald worden. Voorkom dat je steeds de werkwoorden zeggen of vertellen in een interviewverslag gebruikt.

Tips om te variëren:
• Wissel af met werkwoorden die ongeveer hetzelfde betekenen als zeggen of vertellen.
• Gebruik af en toe werkwoorden die uitdrukken hoe iemand iets zegt: mompelt, fluistert, buldert, schreeuwt.
• Gebruik ook eens werkwoorden die een handeling aanduiden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1

In het voorbeeld zie je dat de
interviewer een hoofdvraag
stelt en doorvraagt. Dit is een
voorbeeld van een letterlijk
interviewverslag

a. Maak van dit fragment een
samenvattend interviewverslag.

Slide 9 - Tekstslide

Laat ze op de volgende slide hun samenvattende versie inleveren. 

bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/07/21/zangeres-roufaida-ik-denk-dat-ik-iets-gemaakt-heb-wat-best-uniek-is-a4170196 
Maak van dit fragment (zie uitleg) een samenvattend interviewverslag.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2

In dit fragment staat het 
onderwerp en de persoonsvorm
steeds bij elkaar. 

a. Herschrijf de tekst door 
inversie toe te passen bij 
sommige zinnen. 

Slide 11 - Tekstslide

Laat ze op de volgende slide hun samenvattende versie inleveren. 

bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/07/21/zangeres-roufaida-ik-denk-dat-ik-iets-gemaakt-heb-wat-best-uniek-is-a4170196 
Herschrijf de tekst door
inversie toe te passen bij
sommige zinnen.

Slide 12 - Open vraag

Vergelijk een aantal versies met elkaar. Zijn ze steeds hetzelfde? Wat zijn de verschillen? Welke vinden we het best gelukt? Waardoor komt dat?

Er is nog iets aan dit fragment wat voor weinig variatie zorgt.
Wat is dit en wat kun je er aan doen?

Slide 13 - Tekstslide

Bespreek met de klas dat het onderwerp weinig gevarieerd aan bod komt. Er wordt heel vaak Hij gebruikt. Wat zijn alternatieven die we kunnen gebruiken?
Eindopdracht: schrijf een interviewverslag op basis van het interview dat je gehouden hebt.

Je mag kiezen uit een letterlijk of een samenvattend interviewverslag. Welke vorm je ook kiest, de inleiding en het slot van je verslag zijn in beide gevallen samenvattend geschreven. 

Gebruik het werkblad: interviewverslag schrijven bij het maken van je interviewverslag. 

Lever je verslag op tijd in!

Slide 14 - Tekstslide

Ben je een vlotte schrijver, kies dan vooral voor een samenvattend interviewverslag. Ben je een meer onervaren schrijver, kies dan voor een letterlijk interviewverslag. 

Slide 15 - Tekstslide

Links een voorbeeld van een letterlijk interviewverslag. Rechts een voorbeeld van een samenvattend interviewverslag. 
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Topic en focus in zinsconstructies
Wat wil je overbrengen?

De plaatsing van bekende informatie (topic) en nieuwe informatie (focus) in een zin is belangrijk voor een goede informatieoverdracht. 
De topic staat over het algemeen vooraan en de nieuwe informatie juist achteraan. Wanneer er belangrijke nieuwe informatie is, dan plaats je die bij voorkeur dus achteraan. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies