MP - H4 - H5 toets

Waar gaat het over bij “WIE” in de business definition?
A
Wie de taak gaat uitvoeren
B
Op wie de organisatie zich richt
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Waar gaat het over bij “WIE” in de business definition?
A
Wie de taak gaat uitvoeren
B
Op wie de organisatie zich richt

Slide 1 - Quizvraag

Waarvoor staat de afkorting SMART?
A
Spaar, Matig, Acceptabel, Realistisch, Tijdig
B
Specifiek, Mogelijk, Acceptabel, Realistisch, Titel
C
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
D
Specifiek, Maakbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdig

Slide 2 - Quizvraag

Zet de woorden in de juiste volgorde
1.
2.
3.
Exposure
Aandacht
Begrip

Slide 3 - Sleepvraag

Hoe noemen we twee (of) meer bedrijven die samenwerken aan de ontwikkeling van een nieuw product?
A
Customization
B
Co-creatie
C
Integratie
D
Co-branding

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent missie
A
Waar je voor gaat
B
Waar je voor staat

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent visie
A
Waar je voor gaat
B
Waar je voor staat

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een mission statement?
A
Formele omschrijving van de missie
B
omschrijving van een idee
C
visueel plan
D
een presentatie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van de BCG-matrix?
A
Cash cow
B
Star
C
Moon
D
Problem Child

Slide 8 - Quizvraag

De conciërge van het Hoornbeeck College is iemand uit de
A
Banenmarkt
B
Technische wereld
C
Stakeholdersgroep
D
Marktomgeving

Slide 9 - Quizvraag

Wat is belangrijker continuïteit of winst?
Zet de woorden in de juiste volgorde
1.
2.
Continuïteit
Winst

Slide 10 - Sleepvraag

Wat betekent SBU?

A
Samen Broodjes Uitdelen
B
Speciale Bedrijf Unit
C
Strategie Business Units
D
Strategisch Business Unit

Slide 11 - Quizvraag

Waar houdt een Contentmanager zich mee bezig?
A
De inhoud van marketingactiviteiten online
B
De continuïteit van de marketingactiviteiten
C
Met managen van de organisatie
D
Met het Hoornbeeck College

Slide 12 - Quizvraag

Hoe moet je doelstellingen omschrijven?
A
Is niet nodig
B
Naar eigen inzicht
C
Met woorden
D
SMART

Slide 13 - Quizvraag

Wat is corebusiness?
A
Centrale zaken
B
Kernwaarden
C
Geen idee
D
Kernactiviteiten van een onderneming

Slide 14 - Quizvraag

Zet de woorden in de juiste volgorde
1.
2.
3.
ondernemingsdoel
marketingdoel
communicatiedoel

Slide 15 - Sleepvraag

Hoe noem je de
afbeelding
hiernaast?
A
Organisatiestructuur
B
Organogram
C
Processchema
D
Commercieafdeling

Slide 16 - Quizvraag