4T Poëzie en fictie: B) Denkend aan Holland

4T Poëzie en fictie: B Denkend aan Holland
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4T Poëzie en fictie: B Denkend aan Holland

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Je kunt verschillende rijmschema's herkennen.
Je kent de begrippen alliteratie en assonantie.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees dit gedicht van Edward van de Vendel.

Waaraan zie je dat dit een gedicht is? 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedichten
Gedichten herken je aan hun vorm. De regels zijn kort, en in sommige gedichten staan ze in groepjes bij elkaar.

In een gedicht wordt veel gezegd met weinig woorden. Daarom moet je een gedicht meestal een paar keer lezen voordat je het goed begrijpt. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rijm
Rijm is als twee of meer woorden een beetje hetzelfde klinken. Het laat een tekst vaak ‘lekker’ klinken.

Denk maar aan kinderliedjes, popliedjes, sinterklaasgedichten, spreekwoorden en dergelijke.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie gebruikte vaak een rijmwoordenboek om zijn liedjes te schrijven?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aantekening 1
Zin
Alle woorden van hoofdletter tot punt.

Regel
Alle woorden op een regel. Hoeft niet met een hoofdletter te beginnen of te eindigen met een leesteken.
Strofe
De regels in een gedicht die bij elkaar horen.
Tussen de strofen is een regel overgeslagen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

raadgedicht
Ni kolk ed neget

Dit raadgedicht is geschreven door Hans Hagen.

Raad het ontbrekende woord.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rijm
Er zijn verschillende soorten eindrijm:
- Gepaard rijm (AA BB)
- Gekruist rijm (AB AB)
- Omarmend rijm (AB BA)
- Vrij vers  = gedicht zonder regelmatige strofebouw, rijmschema, metrum. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gepaard rijm

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gekruist rijm

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

omarmend rijm

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Valentijn is fijn
maar elke dag
bij het zien van je glimlach
is gelukkig zijn
Valentijn is fijn
ik wil elke dag
gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach

Valentijn is fijn
is gelukkig zijn
bij het zien van je glimlach
elke dag
abba
aabb
abab
gekruist rijm
omarmend rijm
gepaard rijm

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Alliteratie
De medeklinkers rijmen.
Heerlijk Helder Heineken
Rita de Reuzenschildpad

Denk aan Suske en Wiske titels: 
De kale kapper, Twee toffe totems, De gulle gever etc.
Alliteratie is een soort van medeklinkerrijm. Woorden beginnen dan met dezelfde combinatie van medeklinkers.
Alliteratie komt altijd in dezelfde regel voor, dus niet door het hele gedicht heen.

Een bekend voorbeeld van alliteratie is:
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies



Assonantie

Gaat
Baan

Loopt
Dood
Een ander woord voor assonantie is klinkerrijm. Dit betekent dus dat bij assonantie klinkers (a, e, o, u, i) op elkaar rijmen.
Bij deze vorm van rijm gaat het dan om de manier waarop de woorden worden uitgesproken, dus niet hoe ze worden geschreven.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke eindrijmen zie je hier?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak nu opdracht 1 t/m 4 
(p. 140 - 142)
Opening van het visseizoen
Eindelijk buiten.
Water is water.
Riet is riet.
Een eend lijkt op een eend.

Maar nu begint mijn vader (62) weer.

Hij noemt waterhoentjes strijkbouten
en vindt dat de maan
ondergaat
als 
de
zon.





Uit: 'Een klok en profiel', 1965.
Schrijver: K. Schippers

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poëzie (p.140)
Denkend aan Holland
- bespreken opdr. 1 t/m 4
- nieuwe begrippen doornemen
-  opdrachten maken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 3 (p. 140)
  1. Wat doen de vader en de zoon?
  2. Wat is het verschil tussen de vader en de zoon?
  3. Kijk jij naar de dingen om je heen zoals de vader of zoals de zoon? Leg uit.

Opening van het visseizoen

Eindelijk buiten.
Water is water.
Riet is riet.
Een eend lijkt op een eend.

Maar nu begint mijn vader (62) weer.

Hij noemt waterhoentjes strijkbouten
en vindt dat de maan
ondergaat
als
de
zon.














Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Amsterdam

Nabij gehei dreunt, dreunt, dreunt,
in een dwingend ritme
als van een metronoom.

Op die doffe beat houden trams
met hun triangeltringtingtinggetinkel
 en ssschurend sssnerpen
van weerbarstig wentelende wielen
helemaal geen maat.

Opgevoerde brommers overstemmen
met knalpijphard geknettterrrr
en passant moeiteloos
nerveuze claclaxons van schildpadtrage taxi’s.

Doppleriaans nadert met steeds meer nadruk
de viertonige ta-ti-ta-ta sirene
van een slalomambulance.








Te midden van deze ongeorkestreerde kakofonie
staat een straatmuzikant op zijn viool
een ti-ta-ti-ta partita van Bach te spelen,
alsof al die helse herrie om hem heen niet bestaat.

En warempel,
ik denk dat ook,
één hemels ogenblik.

Lowie Gilissen, in: Gerard Beense (samenst.), Stadsgeluiden. Uitgeverij Kontrast, Oosterbeek 2012


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 4 (p. 142)
1. In tekst 3 herken je verschillende soorten rijm. Geef een voorbeeld van assonantie en alliteratie.

assonantie
Nabij gehei dreunt, dreunt, dreunt,
in een dwingend ritme
alliteratie
van weerbarstig wentelende wielen 

staat een straatmuzikant op zijn viool
een ti-ta-ti-ta partita van Bach te spelen,
alsof al die helse herrie om hem heen niet bestaat.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In tekst 3 worden zeven stadsgeluiden beschreven. Neem het schema over. Hoe klinken de geluiden? Noteer in kolom 2 de volgende woorden: brommers – sirenes – straatmuzikant – trambellen – tramwielen. Noteer in kolom 3 de ‘geluidseffecten’ die in het gedicht worden gebruikt.
 geluid van …                              ‘geluidseffect’
1 heimachine                               dreunt, dreunt, dreunt
2 trambellen                                 triangeltringtingtinggetinkel
3 tramwielen                                ssschurend sssnerpen
4 brommers                                  geknetterrr
5 taxigetoeter                               claclaxons
6 sirene                                         ta-ti-ta-ta
7 straatmuzikant                          ti-ta-ti-ta partita

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 4 (p. 142)
  • 3. Welk geluid past niet bij de andere geluiden? Waarom niet?
  • Het geluid van de straatmuzikant die op zijn viool speelt past er niet bij, want alle andere geluiden zijn verkeersgeluiden.
  • 4. Zoek de juiste betekenis bij de volgende woorden uit tekst 3.
  • 5. Welk van de woorden uit vraag 4 past het best bij het hele gedicht?
  • Kakofonie
  • 6. Wat vindt de ik-persoon van Amsterdam?
  • De ik-persoon vindt Amsterdam lawaaiig.
  • 7. Hoe weet je dat? Citeer een woord of zin uit het gedicht bij je antwoord.
  • Hij noemt de straatgeluiden ‘herrie’ (en dat is negatief). Hij noemt het moment waarop de ‘herrie’ even niet bestaat ‘hemels’.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homoniem
Een woord dat meerdere betekenissen heeft. In gedichten wordt er vaak gebruik van gemaakt.
Je gezicht
is je eigen weerbericht
als je in de spiegel kijkt
kun je je eigen bui al zien hangen
klassikale vraag:
welke dubbele betekenis zie je? Leg uit.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

beeldspraak
praten met beelden. De dichter gebruikt een beeld om iets uit te leggen. Bijvoorbeeld: Je bent een bloem. De 'jij' wordt vergeleken met een bloem. De dichter bedoelt: je bent zo mooi als een bloem.

personificatie
Een menselijke eigenschap geven aan dingen: De winter strooit zijn eerste vlokken uit.
metafoor
Je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. 
Voetbal is oorlog.
De zon was een klein kind dat maar niet naar bed wilde: het was half negen geweest en nog steeds licht. - John Green, Een weeffout in onze sterren

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

metafoor
“Mag ik dan bij jou” – Claudia de Breij: 
“Mag ik dan bij jou schuilen, als het nergens anders kan?” 
Deze metafoor vergelijkt de geliefde van de artiest met een veilige haven, waar ze troost en bescherming kan vinden.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

voorbeeld van een parodie
Aantekening 5
Ironie (Milde) spot. Het (humoristische) effect wordt bereikt door iets anders te zeggen dan je bedoelt, bijvoorbeeld door middel van
overdrijving (iets erger maken dan het is);
understatement (iets minder erg maken dan het is);
omkering (het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt);
niet-passend woordgebruik (bijvoorbeeld plechtig taalgebruik in een informele situatie).
parodie
Iets belachelijk maken door het na te doen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Uitleg ironie
Limerick 

Grappig bedoeld gedichtje van vijf regels met een vast rijmschema 
(a a b b a). In de eerste regel worden meestal een personage en een plaatsnaam genoemd.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak opdracht 5 t/m 7 
(p. 142-145)
Het filmpje bij opdracht 6 kun je in de online methode vinden of hieronder.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijmschema's 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies