Examenvragen_4

Met dit schilderij van kun je de heroriëntatie op de klassieke oudheid en het veranderde mensbeeld van de Renaissance illustreren. Toon dit aan door: een element uit het schilderij te noemen dat aansluit bij de heroriëntatie op de klassieke oudheid en een element uit het schilderij te noemen dat aansluit bij het veranderende mensbeeld van de Renaissance.
1 / 23
volgende
Slide 1: Open vraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Met dit schilderij van kun je de heroriëntatie op de klassieke oudheid en het veranderde mensbeeld van de Renaissance illustreren. Toon dit aan door: een element uit het schilderij te noemen dat aansluit bij de heroriëntatie op de klassieke oudheid en een element uit het schilderij te noemen dat aansluit bij het veranderende mensbeeld van de Renaissance.

Slide 1 - Open vraag

Gebruik de bron hiernaast.
-Noem een economische ontwikkeling uit de zeventiende eeuw en verklaar daarmee gegeven 1.
- Noem een economische ontwikkeling uit de negentiende eeuw te noemen en verklaar daarmee gegeven 2.

Slide 2 - Open vraag

Zet deze zes gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de nummers.

Slide 3 - Open vraag

De afspraak 'cuius regio eius religio' uit de Vrede van Augsburg maakte duidelijk dat het beleid van keizer Karel V in het Duitse rijk mislukt was.
Licht deze bewering toe door aan te geven:
1. wat de godsdienstpolitiek van Karel V inhield en
2. wat de afspraak uit de Vrede van Augsburg inhield en
3. waardoor deze afspraak voor Karel V betekende dat zijn beleid mislukt was.

Slide 4 - Open vraag

Leg uit de volgende vragen uit: a. zonder bron, welke invalshoek Willem van Oranje koos bij het begin van de Opstand voor zijn propaganda b. zonder bron, wat de opstelling van de gewesten tegenover Filips II in het begin van de Opstand was c. met bron, waaruit blijkt dat de gewesten zich aansluiten bij de opvatting van Willem van Oranje

Slide 5 - Open vraag

In 1588 kent Parma, de Spaanse landvoogd van de Nederlanden, een jaargeld van 360 kronen toe aan Richard Verstegen, omdat hij het werk van Verstegen goed kan gebruiken. Verklaar dit door aan te geven: met een verwijzing naar de prent, welke boodschap Parma met deze prent kan overdragen en welk politiek doel Parma met dit werk van Verstegen kan bereiken.

Slide 6 - Open vraag

Bekijk de gegevens: Leg uit dat de verovering van Recife de inname van Elmina wenselijk maakte.

Slide 7 - Open vraag

Geef telkens met een voorbeeld uit de bron aan:
1. een economische verandering van de Industriële Revolutie die uit deze bron blijkt en
2. een sociale verandering door de Industriële Revolutie te noemen die uit deze bron blijkt.

Slide 8 - Open vraag

De opvatting van Frederik de Grote in deze bron past bij het verlicht absolutisme. Toon dit aan!

Slide 9 - Open vraag

a. bij welk kenmerkend aspect van de negentiende eeuw past het wetsvoorstel van Van Houten?
b. welke visie hadden de liberale tegenstanders van Van Houten op de taak van de overheid?
c. waardoor zouden de leefomstandigheden van arbeidersgezinnen kunnen verslechteren door deze wet?

Slide 10 - Open vraag

Zet de gebeurtenissen rond deze straat in de juiste chronologische
volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de nummers.

Slide 11 - Open vraag

Licht de volgende zaken toe:
a. zonder bron, de kern van de buitenlandse politiek van Bismarck te noemen
b. met een verwijzing naar de prent, aan te geven welke mening over de politiek van Bismarck de tekenaar in deze prent weergeeft.

Slide 12 - Open vraag

Uit deze bron blijkt de opvatting van veel Duitsers over de beginperiode van de Eerste Wereldoorlog. Licht dit toe.

Slide 13 - Open vraag

Uit deze bron blijkt de opvatting van veel Duitsers over het verloop van de Eerste Wereldoorlog. Geef aan welke verandering er had plaatsgevonden in vergelijking met de vorige vraag en geef ook een verklaring voor deze verandering.

Slide 14 - Open vraag

De Duitse bevolking reageerde verdeeld op het Dawesplan. Noem:
1. een economisch argument van de voorstanders van het Dawesplan
en
2. een politiek argument van de tegenstanders van het Dawesplan.

Slide 15 - Open vraag

Geef met twee van deze gegevens aan, op welke manieren de
Volksontvanger bijdroeg aan de nazificatie van Duitsland.

Slide 16 - Open vraag

Volgens de Britse historicus Norman Davies heeft het debat over het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zich te lang geconcentreerd op de buitenlandse politiek van nazi-Duitsland. De Sovjet-Unie heeft volgens hem ook een grote rol gespeeld in het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog. Geef een argument voor deze opvatting.

Slide 17 - Open vraag

Bepaal voor elk tekstfragment welke gebeurtenis daarbij hoort.

Slide 18 - Open vraag

Onder leden van de CPN (Communistische Partij Nederland) bleek 78% tegen
deelname aan het Marshallplan te zijn. Verklaar deze uitslag door:
Een politiek en een economisch motief van de VS te noemen om het Marshallplan uit te voeren en aan te geven welke politieke reden de CPN-leden hadden om tegen deelname aan het Marshallplan te zijn.

Slide 19 - Open vraag

Twee conclusies:
1 Het beeld dat Chroesjtsjov hier geeft van de Cubacrisis is eenzijdig. 2 Dit fragment kan het ontstaan van de detente verklaren. Ondersteun elke conclusie door uit te leggen waardoor: de beschrijving van Chroesjtsjov eenzijdig is en dit fragment het ontstaan van de detente kan verklaren.

Slide 20 - Open vraag

Stel, tijdens een spreekbeurt over de Praagse Lente bespreek je deze prent. Er ontstaat discussie over wat Brezjnev in de prent doet met de veters van Dubcek: maakt hij ze los of knoopt hij ze juist vast?
Beredeneer met een historisch argument of Brezjnev de veters van Dubcek losmaakt of vastknoopt.

Slide 21 - Open vraag

Geografische namen kunnen een politieke lading hebben. In westerse landen bijvoorbeeld werd vanaf 1945 tot 1989 meestal gesproken over 'West-Europa' en 'Oost-Europa'. Na 1989 werd daaraan het begrip
'Midden-Europa' toegevoegd, waarmee landen werden bedoeld die tot die tijd tot Oost-Europa werden gerekend, zoals Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije. Geef een historisch-politieke verklaring voor deze verandering in benaming.

Slide 22 - Open vraag

Geef per gebeurtenis aan, welk kenmerkend aspect van de tweede helft
van de twintigste eeuw erbij past. Licht je antwoord telkens toe.

Slide 23 - Open vraag