Blok 3 Grammatica

Blok 3 Grammatica
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 3 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
 Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden: de persoonsvorm + soms het voltooid deelwoord + soms het hele werkwoord.

Voorbeeld: 
De tamme grasparkiet vliegt door de kamer. wwg: vliegt
De tamme grasparkiet is door de kamer gevlogen. wwg: is gevlogen
De tamme grasparkiet kan uren door de kamer vliegen. wwg: kan vliegen
De tamme grasparkiet wil het liefst vrij kunnen vliegen. wwg: wil kunnen vliegen




Slide 2 - Tekstslide

Noem het wwg:
Ik heb vorige week een pizza gegeten.

Slide 3 - Open vraag

Noem het wwg:
Ik kan zonder handen fietsen.

Slide 4 - Open vraag

Noem het wwg:
Ik zou graag willen dat ik kon voetballen.

Slide 5 - Open vraag

Zelfstandig naamwoorden
Woorden voor mensen, dieren en dingen noem je zelfstandige naamwoorden.

Woorden voor mensen: vader, moeders, neefje, nichtjes.
Woorden voor dieren: hond, katten, biggetje, varkentjes.
Woorden voor dingen die je kunt zien: tafel, stoelen, bordje, schriftjes.
Woorden voor dingen die je niet kunt zien: geloof, vertrouwen, hoop.


Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd de, het of een zetten.
Een zelfstandig naamwoord kan enkelvoud zijn (voorbeeld: man), meervoud (mannen), een verkleinwoord enkelvoud (mannetje) of een verkleinwoord meervoud (mannetjes).

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Ook namen zijn zelfstandig naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van plaatsen, rivieren, landen, dagen en maanden.

Voorbeeld: 
Alkmaar, Ruby, Vondelstraat, Noordzee, Schiphol, maart

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Woordweb

Noem de zelfstandige naamwoorden:
Mijn fiets is gesloopt.

Slide 10 - Open vraag

Noem het zelfstandige naamwoord:
In maart gaan we op vakantie naar Spanje.

Slide 11 - Open vraag