H35 - Voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom 1F! 

Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:

• boek Kern + schrift
• etui 
• leesboek

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Goedemorgen klas 1F!

Vandaag...

- Wat weet je nog van H6/H7?

- Theorie H35

- Opdrachten maken

Leerdoel:

- Ik leer wat de kenmerken en functie van persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden zijn in een zin. 

- Ik kan deze voornaamwoorden herkennen.

Huiswerk 

Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Huiswerk

Dinsdag 10 januari:

Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

czn

azn

zn-e

blw

olw

schuur

een

Albert Heijn

onderwijs

telefoon

stiften

Audi

april

Luuk

de

het

gedachten

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. museum
2. gesprek
3. beroemde
4. jongen

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. gebakken
2. linnen
3. papieren
4. schone

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.) duidt een persoon, dier of ding aan. 

VB. Zij verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt! Ik heb het op tafel gelegd.

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

VB: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend

Maar: de tuin is van jullie > in dit geval is 'jullie' een pers. vnw.

 

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar (1) haar (2).

haar (1) is een

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Jouw paspoort is niet meer geldig.

'jouw' is een

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Benoem het pers. vnw. en bez. vnw. in de volgende zin:

'Ga je ook naar haar feestje?'

Wat is de juiste spelling?

1. Dat is toch jouw schrift?
2. Dat is toch jou schrift?

Wat is de juiste spelling?

1. Dat potlood is toch van uw?
2. Dat potlood is toch van u?

Aanwijzend voornaamwoord

Wijst iets aan:

deze, die, dit, dat, zo'n, dergelijke

Deze dag gaat heel leuk worden.

Die leerling heeft goed gescoord!

Staat meestal voor een ZN: deze hond

maar je kan het er ook achter denken: luistert beter dan die (hond).

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:

Ik zou een rode mountainbike eerder kopen dan zo'n zwarte.

1. een
2. eerder
3. dan
4. zo'n

Betrekkelijk voornaamwoord

Heeft betrekking op een woord dat/ zin die vooraf gaat. 

die, dat, wie, wat, welk(e), hetgeen

De hanglamp die ik vandaag weggegooid heb. 

Aan de slag!

Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 

Kies uit: 

• opdr. 8
• lezen in je leesboek

Ik weet het verschil tussen de verschillende werkwoordstijden

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

Dinsdag 10 januari:

Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7