Middenstuk (Tegenargument/weerlegging)
Stelling: Roken moet 2x zo duur worden. (alinea 3) Argument voor (standpunt):
(alinea 4) Argument voor (standpunt):
(alinea 5) Argument tegen (standpunt): Daarentegen kan je sigaretten wel twee keer zo duur maken, maar mensen die echt willen roken blijven het toch doen. Voor hen maakt de prijs namelijk niet uit, omdat ze verslaafd zijn. Zo zouden ze zelfs een pakje van 15 euro kopen. Toch zullen er ook veel mensen door de prijsverhoging gaan stoppen met roken, dus er is altijd winst!(Weerlegging = op voorgaand tegenargument, niet op standpunt!!!)