H4 Schrijven - Betoog schrijven

betoog schrijven
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

betoog schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Betoog
Een betoog schrijf je als je anderen wilt overtuigen. Je schrijfdoel is overtuigen. 
Je kunt een betoog schrijven met een standpunt, argumenten, ondersteunende feiten en tegenargumenten. 
Daarbij verduidelijk je de structuur d.m.v. signaalwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

kenmerken goed betoog

Slide 3 - Woordweb

Wat heb jij nog nodig om een goed betoog te kunnen schrijven?

Slide 4 - Open vraag

 in het kort
  • betoog: overtuigende tekst
  • standpunt: een houding die je aanneemt ten aanzien van een actueel vraagstuk.
  • argumenten: taaluitingen waarmee een schrijver zijn standpunt verdedigt tegen kritiek.
  • tegenargumenten: Met een tegenargument of een tegenwerping ontkracht je een standpunt of een argument, je maakt dat standpunt of argument minder aanvaardbaar.
  • weerlegging: Met een weerlegging ontkracht je een tegenargument

Slide 5 - Tekstslide

opbouw betoog

  • inleiding: aandacht trekken + standpunt geven
  • middenstuk: -argumenten (per argument 1 alinea -> geef                                        feiten die het argument ondersteunen)                                           -tegenargument + weerlegging
  • slot: herhaling standpunt in andere woorden (+ uitsmijter)

Slide 6 - Tekstslide

werkwijze betoog schrijven
  • onderwerp kiezen en informatie zoeken
  • bouwplan maken
  • tekst schrijven: begin bij het middenstuk en gebruik voor elk argument een aparte alinea met feiten die het argument ondersteunen. 
  • Noem daarna de tegenargumenten: geef bij elk tegenargument direct een weerlegging, waarom het tegenargument niet klopt. Gebruik ook voor elk tegenargument één alinea.
  • inleiding schrijven: trek de aandacht van de lezer  en geef je standpunt
  • slot schrijven: je herhaalt je standpunt (= conclusie)  
  • witregels plaatsen: plaats in je betoog een witregel na elke alinea 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

de inleiding + slot
Twee functies van de inleiding zijn:
1. De aandacht van de lezer trekken  +
2. Het onderwerp introduceren.


Slide 9 - Tekstslide

aandacht trekken door:
1. iets uit de actualiteit
2. iets uit de geschiedenis
3. een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje of een eigen ervaring
4. iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is

Slide 10 - Tekstslide

onderwerp introduceren door:
  1. een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een bepaald verschijnsel te stellen
  2. een probleem te formuleren d.m.v. probleemstelling
  3. een standpunt te geven

Slide 11 - Tekstslide

slot
Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst: 
  -het antwoord op de hoofdvraag
  -een oplossing voor het probleem 
  -een herhaling van je standpunt

Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Je kunt deze aanvullen met een aanbeveling of toekomstverwachting.

Slide 12 - Tekstslide

slot
  • In het slot gebruik je signaalwoorden als:                                      daarom, kortom, al met al, dus

  • De tekst sluit je af met een krachtige zin: de uitsmijter.

Slide 13 - Tekstslide

Tips voor een betoog
  • Standpunt aankondigen met 'Ik vind...' of 'Ik ben van mening dat...'
  • Introduceer een argument met signaalwoorden voor een opsomming
  • Gebruik bij de onderbouwing signaalwoorden voor argumenten
  • Kondig tegenargumenten aan met een structurerende zin: Er zijn ook mensen die bezwaren hebben tegen deze maatregel. 
  • Verbind tegenargumenten met signaalwoorden voor een opsomming.
  • Kondig weerleggingen aan met signaalwoorden voor een tegenstelling of toegeving
  • Herhaal in het slot je standpunt met een signaalwoord voor een conclusie
  
Signaalwoorden
Opsomming: om te beginnen, ten eerste, daarnaast, bovendien, verder, vervolgens of tenslotte
Argumenten: omdat, want, immers of namelijk 
Tegenstelling: toch, maar, echter, daar staat tegenover
Toegeving: hoewel, ook al, welswaar...maar, ofschoon
Conclusie: daarom, kortom, dus, al met al
 

Slide 14 - Tekstslide

Stellingen: oefening
Je kiest één van deze stellingen/standpunten en gaat je publiek (de lezer) hiervan overtuigen:
  
  • Het dragen van dure merkkleding moet verboden worden op school.
  • Creatieve vorming en ontwikkeling verdienen een grotere plek in het onderwijs.
  • Leerlingen zouden in minder vakken les moeten krijgen.
  • Leerlingen zouden minstens de helft van de tijd in het Engels les moeten krijgen.
  • Telefoons zouden volledig verboden moeten worden op school: thuis of in de kluis.
  • Leerlingen van mavo, havo, vwo zouden meer praktische vakken moeten krijgen.

Slide 15 - Tekstslide

Stellingen: oefening
  • Benoem de stelling/het standpunt in je inleiding (aandacht trekken, onderwerp introduceren).
  • Geef minimaal 3 argument, 1 tegenargument en weerleg dit tegenargument. Baseer de argumenten op betrouwbare bronnen.
  • Argument staat in één alinea en het tegenargument met weerlegging in een ander alinea.
  • Herhaal je standpunt in het slot (conclusie). Geef een aanbeveling/toekomstverwachting, uitsmijter.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

betoog schrijven
Vandaag:
Kies een stelling en bedenk wat je er zelf al over weet. Maak voor jezelf een mindmap. 

Probeer niet te blijven hangen in je eigen gevoel/emotie, maar denk na over feiten!

Slide 18 - Tekstslide