D5 Oefenexamens TOA

Vraag
maximaal 2 punten
Hiernaast staan de resultaten van een consumententest van stofzuigers. 

Waarom krijgt stofzuiger LUTZ Performer een hoger cijfer op energieverbruik dan stofzuiger Help@Home xv6?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vraag
maximaal 2 punten
Hiernaast staan de resultaten van een consumententest van stofzuigers. 

Waarom krijgt stofzuiger LUTZ Performer een hoger cijfer op energieverbruik dan stofzuiger Help@Home xv6?

Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 1 - Tekstslide

Waarom krijgt stofzuiger LUTZ Performer een hoger cijfer op energieverbruik dan stofzuiger Help@Home xv6?
Leg je antwoord uit. Dit mag met een berekening of met woorden.

Slide 2 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
- kijk in de tabel naar de gegevens over energieverbruik
- het gemiddeld verbruik van stofzuiger LUTZ Performer is lager dan dat van de stofzuiger Help@Home xv6

Stap 2
concludeer hieruit dat de LUTZ Performer goedkoper is in gebruik en/of beter is voor het milieu en daarom een hoger cijfer krijgt voor energieverbruik

Stap 3
noteer iets als: De LUTZ Performer krijgt een hoger cijfer voor energieverbruik omdat deze een lager gemiddeld verbruik heeft dan de Help@Home

Slide 3 - Tekstslide

Vraag
maximaal 3 punten
Hilal en Jamie bekijken een website over parkeren in het centrum van Arnhem. 

Zij willen zaterdag van 17:00 tot 23:30 in de stad parkeren. Hoeveel goedkoper is parkeren in de Musisgarage dan aan de Rijnkade?



Slide 4 - Tekstslide

Zij willen zaterdag van 17:00 tot 23:30 in de stad parkeren. Hoeveel goedkoper is parkeren in de Musisgarage dan aan de Rijnkade?

Slide 5 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
bereken de tijd voor het tarief van 1,35 per 30 minuten
17:00 tot 18:00 = 1 uur
bereken de tijd voor het tarief van 0,50 per 30 minuten
18:00 tot 23:30 = 5,5 uur
de kosten in de Musisgarage
2 x 1,35 + 11 x 0,50 = 8,20

Stap 2
bereken de tijd voor het tarief van 0,40 per 10 minuten
4 uur (betaald parkeren tot 21 uur)
kosten voor de Rijnkade
 4 x 6 x 0,40 = 9,60

Stap 3 - volgende pagina

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
de kosten in de Musisgarage
2 x 1,35 + 11 x 0,50 = 8,20

Stap 2
kosten voor de Rijnkade
 4 x 6 x 0,40 = 9,60

Stap 3
bereken het verschil
9,60 - 8,20 = 1,40
€ 1,40 
(LET OP rekenmachine geeft 1,4 
maar bedragen altijd met 2 decimalen)

Slide 7 - Tekstslide

Vraag
maximaal 4 punten
Wesley organiseert een barbecue voor 42 personen. 1 op de 6 personen eet vegetarisch. Wesley koopt voor iedereen een slagerspakket of een vegapakket.

?

Slide 8 - Tekstslide

?

Slide 9 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel vegetarische pakketten je nodig hebt en wat de kosten hiervan zijn
1 op 6 vegetarisch, totaal 42 personen
42 ; 6 = 7
kosten vegetarische pakketten 7 x 6,50  = 45,50

Stap 2
bereken kosten slagerspakketten
42 - 7 = 35 slagerspakketten
35 x 5,50 = 192,50

Stap 3 en 4 volgende pagina

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
kosten vegetarische pakketten 7 x 6,50  = 45,50

Stap 2
kosten slagerspakketten
35 x 5,50 = 192,50

Stap 3 
bereken totale kosten
45,50 + 192,50 = 238

Stap 4 
bereken gemiddelde
238 : 42 = 5,66666
afgerond € 5,67

Slide 11 - Tekstslide

Vraag
maximaal 3 punten
Debby kijkt naar de inkomsten en uitgaven op haar bankrekening.

Debby spaart elke maand zoveel mogelijk. Het bedrag dat overblijft na het betalen van haar maandelijkse uitgaven, zet ze op haar spaarrekening.

Hoeveel kan Debby per jaar sparen als ze de overige maanden gemiddeld net zo veel spaart als deze 2 maanden?



Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel kan Debby per jaar sparen als ze de overige maanden gemiddeld net zo veel spaart als deze 2 maanden?

Slide 13 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
spaarbedrag oktober
1856 ,64 - 1425,21 = 431,43

Stap 2
spaarbedrag november
1856,64 - 1466,72 = 389,92

Stap 3
bereken het spaarbedrag in 2 maanden
431,43 + 389,92 = 

Stap 3
volgende dia

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg
spaarbedrag oktober
1856 ,64 - 1425,21 = 431,43

spaarbedrag november
1856,64 - 1466,72 = 389,92

Stap 3
bereken het spaarbedrag in 2 maanden
431,43 + 389,92 = 821,35

Stap 3
bereken het spaarbedrag in 12 maanden
821,35 x 6 = 4928,1
bedragen met 2 decimalen dus € 4928,10

Slide 15 - Tekstslide

Vraag
maximaal 3 punten
Brent is 21 jaar en werkt 24 uur per week. Wat is zijn bruto minimumloon per jaar, zonder vakantiegeld?



Slide 16 - Tekstslide


Brent is 21 jaar en werkt 24 uur per week. Wat is zijn bruto minimumloon per jaar, zonder vakantiegeld?

Slide 17 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
lees het uurloon af: 13,27 euro per uur

Stap 2
bereken het loon per week
13,27 x 24 = 318,48

Stap 3
bereken het loon per jaar
318,48 x 52 = 16404,96

Slide 18 - Tekstslide

Vraag
maximaal 3 punten
Het bruto minimumloon per maand neemt elk jaar toe tussen het 15e en het 21e levensjaar. 

Hayley zegt: de grootste toename in het fulltimesalaris op basis van 40 uur per week (NIET BBL) vanaf je 18e, is van je 20e naar je 21e. Heeft Hayley gelijk? Leg je antwoord uit met een berekening.



Slide 19 - Tekstslide

Hayley zegt: de grootste toename in het fulltimesalaris op basis van 40 uur per week (NIET BBL) is vanaf je 18e is van je 20e naar je 21e. klopt de bewering van Hayley? Leg je antwoord uit met een berekening.

Slide 20 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
bereken alle verschillen tussen 18 en 19, 19 en 20 en 20 en 21
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 



Slide 21 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
bereken alle verschillen tussen 18 en 19, 19 en 20 en 20 en 21
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 

Dit is het absolute verschil, maar je moet het relatieve verschil bekijken.

Slide 22 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
bereken alle verschillen tussen 18 en 19, 19 en 20 en 20 en 21
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 

Stap 2
bereken de relatieve stijging in procenten
van 18 naar 19: 228,80 : 1150,91 = 19,8%
van 19 naar 20: 461,50 : 1379,71 = 33,4%
van 20 naar 21: 459,33 : 1840,76 =  25%

Stap 3
zie volgende dia

Slide 23 - Tekstslide

Uitleg
Stap 3
Het grootste relatieve verschil zit in de stap van 19 naar 20 jaar, dus de bewering van Hayley is niet juist.

LET OP: Bij dergelijke vragen levert alleen het eindantwoord 0 punten op als er geen correcte berekening of beredenering is genoteerd. Zelfs al is het antwoord juist, dit antwoord kan namelijk makkelijk gegokt worden (50% kans op het goede antwoord.)

Slide 24 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
van 18 naar 19: 228,80 
van 19 naar 20: 461,50 
van 20 naar 21: 459,33 

Stap 2
bereken de relatieve stijging in procenten
van 18 naar 19: 228,80 : 1150,91 = 19,8%
van 19 naar 20: 461,50 : 1379,71 = 33,4%
van 20 naar 21: 459,33 : 1840,76 =  25%

Stap 3
Het grootste relatieve verschil zit in de stap van 19 naar 20 jaar, dus de bewering van Hayley is niet juist.

Slide 25 - Tekstslide

Vraag
maximaal 3 punten
Hoeveel bussen rijden er op maandag tussen 7 en 10 uur 's morgens?


Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel bussen rijden er op maandag tussen 7 en 10 uur 's morgens?

Slide 27 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
kijk welke rij je moet hebben: maandag dus 1e rij


Stap 2


Stap 3
 

Stap 3

Slide 28 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
kijk welke rij je moet hebben: maandag dus 1e rij

Stap 2
kijk welke kolommen je moet hebben: 7 tot 10 dus de 3 kolommen met de pijl erboven

Stap 3
tel in elke kolom het aantal bussen
7 tot 8: 4 bussen
8 tot 9: 6 bussen
9 tot 10: 5 bussen

Stap 4 - volgende pagina

Slide 29 - Tekstslide

Uitleg
Stap 3
tel in elke kolom het aantal bussen
7 tot 8: 4 bussen
8 tot 9: 6 bussen
9 tot 10: 5 bussen

Stap 4
tel het totaal aantal bussen bij elkaar op
4 + 6 + 5 = 15


Slide 30 - Tekstslide

Vraag
maximaal 3 punten
Jeroen zegt: in 1960 waren er evenveel 0- tot 19-jarigen als er rond 2040 zullen zijn. Is deze bewering juist? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Tekstslide

Jeroen zegt: in 1960 waren er evenveel 0- tot 19-jarigen als er rond 2040 zullen zijn. Is deze bewering juist? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

Uitleg
Stap 1
bekijk de grafiek en kijk welke lijn de 0- tot 19-jarigen zijn: groene lijn

Stap 2
kijk waar de groene lijn staat in 1960 en rond 2040
zie rode pijlen

Stap 3
formuleer je conclusie: kun je op basis van deze gegevens een conclusie trekken over het aantal 0-19-jarigen?

Slide 33 - Tekstslide

Uitleg
Stap 1
bekijk de grafiek en kijk welke lijn de 0- tot 19-jarigen zijn: groene lijn

Stap 2
kijk waar de groene lijn staat in 1960 en rond 2040
zie rode pijlen

Stap 3
trek je conclusie: kun je op basis van deze gegevens een conclusie trekken over het aantal 0-19-jarigen?
Nee, want je weet niet hoe groot de totale bevolking was in 1960 of zal zijn in 2040. Je weet alleen het percentage, maar niet de aantallen. 

Slide 34 - Tekstslide

Uitleg
Stap 3
trek je conclusie: kun je op basis van deze gegevens een conclusie trekken over het aantal 0-19-jarigen?
Nee, want je weet niet hoe groot de totale bevolking was in 1960 of zal zijn in 2040. Je weet alleen het percentage, maar niet de aantallen. 

Stap 4
Formuleer je antwoord: 
De uitspraak van Jeroen is niet juist. In deze grafiek zie je alleen de percentages van 1960 en 2040, maar omdat je de aantallen niet weet, kun je niet weten hoe het zit met de absolute aantallen.

Slide 35 - Tekstslide

Uitleg
Stap 4
Formuleer je antwoord: 
De uitspraak van Jeroen is niet juist. In deze grafiek zie je alleen de percentages van 1960 en 2040, maar omdat je de aantallen niet weet, kun je niet weten hoe het zit met de absolute aantallen.

LET OP: Bij dergelijke vragen levert alleen het eindantwoord 0 punten op als er geen correcte berekening of beredenering is genoteerd. Zelfs al is het antwoord juist, dit antwoord kan namelijk makkelijk gegokt worden (50% kans op het goede antwoord.)

Slide 36 - Tekstslide