1.3 Het Britse Rijk als economische wereldmacht

Het Britse Rijk (1585-1900)
1.3 Britse Rijk als economische wereldmacht (deel 1)
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het Britse Rijk (1585-1900)
1.3 Britse Rijk als economische wereldmacht (deel 1)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 

1. Welkom
2. Leerdoelen + KA's 
3. Theorie
4. Beeldmateriaal
5. Aan de slag 
6. Leerdoelen nabespreken
7. 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

1. Je kunt het belang beschrijven van de Spinning Jenny en de stoommachine voor de ontwikkeling van de industriële revolutie in Engeland
2. Je kunt oorzaken van de bevolkingsgroei in Engeland in de achttiende eeuw noemen
3. Je kunt de uitbreiding van het Britse en Indiase spoorwegennetwerk beschrijven en daarbij verklaren waarom deze snelle uitbreiding noodzakelijk was voor de Britten



Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten

31 De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.

32 Discussies over de ‘sociale kwestie’.

33 De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.

35 Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.

36 De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.


Slide 4 - Tekstslide

Theorie

Groot Brittannië vergrootte in de achttiende eeuw haar economische voorsprong op de rest van de wereld. Dit succes had alles te maken met de Britse koloniën. 

Die leverden het Britse Rijk veel grondstoffen en plantageproducten op. Deze successen kwamen niet uit de lucht vallen. 

Slide 5 - Tekstslide

Theorie

Opschrijven:
In GB werd veel nagedacht om bestaande successen te vergroten en problemen te overwinnen. Niet alleen technici en wetenschappers maar hele wedstrijden werden gehouden waarbij mensen werden uitgedaagd mee te denken: het is dus niet raar waarom GB zo veel voor liep met ontwikkelingen en wetenschap. 

Slide 6 - Tekstslide

Theorie

Het is daarom niet vreemd dat de Industriele Revolutie als eerste uitbrak in GB. Hier werden de eerste uitvindingen gedaan. 

Een goed voorbeeld van een nieuwe uitvinding was de Spinning Jenny. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Theorie

Opschrijven:
Een goed voorbeeld van een nieuwe uitvinding was de Spinning Jenny. Hier kon je meerdere draden maken van ruwe katoen of wol. 

Na de Spinning Jenny verliep de productie dus sneller. 

Slide 9 - Tekstslide

Theorie

Het productieproces ging sneller en zorgde voor een revolutie in textielindustrie. Dit was vooral in Noord-Engeland bij de twee grote arbeider-steden. 

Welke twee zijn dit? 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Theorie

Ondanks de revolutie en de vernieuwing gebeurde alles nog met spierkracht. Ook dit zou uiteindelijk veranderen. Aan het begin van de achttiende eeuw(!) werd de eerste werkende stoommachine gebouwd. 

Dit apparaat gebruikte de kracht van stoom om iets in beweging te zetten. 

Slide 12 - Tekstslide

Theorie

De kwaliteit van de eerste stoommachines was niet goed, maar rond 1775 lukte het de Britse uitvinder James Watt een goed bruikbare en stevige stoommachine bouwen. 

Opschrijven:
James Watt (1775) lukte het om stoom op te wekken door water te verhitten. De druk van de stoom kon de machine in beweging laten komen. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Theorie

Mensen hoefden veel werk niet meer met de hand te doen en kon er veel sneller en langer gewerkt worden. De industriële revolutie zorgde ervoor dat Engeland in relatief korte tijd, ongeveer 100 jaar, van een landbouwstedelijke samenleving veranderde in een industriële samenleving

Opschrijven:
Industriele samenleving: samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en de meeste mensen in steden wonen. 

Slide 15 - Tekstslide

Theorie

De samenleving veranderde compleet. Er kwamen ook ontzettend veel Britten in rap tempo bij. Dit had twee oorzaken: 

Opschrijven:
In de 18e en 19e nam het aantal Britten snel toe. Dit had te maken met de verbetering van de landbouw. Hierdoor ontstond er voedseloverschotten. Ten tweede nam de aandacht voor verbetering van hygiëne toe. Britten werden gemiddeld veel ouder.  

Slide 16 - Tekstslide

Theorie

De Britse bevolking groeide door twee redenen. Weten we nog welke twee redenen dit waren?  De groei zorgde tevens voor meer goedkope arbeiders.  

Op het platteland had men steeds meer de beschikking over meer machines en er was een toename van het aantal mensen. Het werk in deze gebieden werd minder. Waar gingen deze mensen allemaal naar toe? 

Slide 17 - Tekstslide

Urbanisatie of verstedelijking is de benaming voor de groei van stedelijke gebieden als gevolg van een trek van het platteland naar de stad.

Slide 18 - Tekstslide

Theorie

De mensen trokken massaal naar de stad. De fabrikanten/fabriekseigenaren waren ontzettend blij!  

Er was een groeiende vraag om aan textielproducten te voldoen en duizenden en duizenden arbeiders trokken naar de stad op zoek naar werk. Zij gingen aan de slag voor een hongerloon en gingen in kleine woningen met grote gezinnen wonen bij de fabrieken. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Theorie

Er werd (bij deze arbeiders) maar weinig aandacht besteed aan comfort en hygiëne. Dit was ook niet belangrijk voor fabrikanten: er waren zo veel mensen beschikbaar, dat een zieke of zwakke arbeider gemakkelijk vervangen kon worden. 

Slide 22 - Tekstslide

Theorie

Grote fabrieken en industriesteden werden veelal bij water gebouwd. De nabijheid van een kanaal, een rivier of de open zee maakte het gemakkelijk om grondstoffen, eindproducten en arbeiders te vervoeren. 

Ondanks de stoommachines waren boten alleen niet genoeg om de hoeveelheid grondstoffen en eindproducten te vervoeren. Er moest iets nieuws komen .. ? 

Slide 23 - Tekstslide

De verplaatsing van goederen liep door het spoorwegennetwerk in GB en in India sneller en efficiënter (sinds 1825).  

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag

Keuze uit:

1. Maak de vragen uit het boek die horen bij 1.3

2. Beantwoord de leerdoelen van 1.3 deel 1 (1t/m3)

3. Beantwoord de leidende vraag die bij 1.3 hoort


Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen nabespreken

1. Je kunt het belang beschrijven van de Spinning Jenny en de stoommachine voor de ontwikkeling van de industriële revolutie in Engeland
2. Je kunt oorzaken van de bevolkingsgroei in Engeland in de achttiende eeuw noemen
3. Je kunt de uitbreiding van het Britse en Indiase spoorwegennetwerk beschrijven en daarbij verklaren waarom deze snelle uitbreiding noodzakelijk was voor de Britten


Slide 27 - Tekstslide

Het Britse Rijk (1585-1900)
1.3 Het Britse Rijk als economische wereldmacht 
(deel 2)

Slide 28 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 

1. Welkom
2. Leerdoelen + KA's 
4. Theorie
5. Beeldmateriaal
6. Aan de slag 
7. Leerdoelen nabespreken

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen 

4. Wat was de betekenis van de Reform Bill voor de ondernemers in de Britse steden
5. Wat was de betekenis van de Factory Acts voor Britse arbeiders?
6. Wat was de veranderende positie van het Britse Rijk in de wereldeconomie aan het einde van de negentiende eeuw en hoe kun je dit verklaren?

Slide 30 - Tekstslide

Leerdoelen terugkoppeling

Je kunt oorzaken noemen van de bevolkingsgroei in Engeland in de 18e eeuw noemen. 

Je kunt het belang beschrijven van de Spinning Jenny en de stoommachine voor de ontwikkeling van de IR in Engeland. 


Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen

Je weet de betekenis van de begrippen industrieel kapitalisme, liberale markteconomie en vrijhandel. 

Slide 32 - Tekstslide

Theorie

De industrialisatie van GB zorgde ervoor dat het handelskapitalisme (?) uit de 17e en 18e eeuw veranderde in industrieel kapitalisme. Ondernemers wilden zo veel mogelijk vrijheid om fabrieken te bouwen en goederen te produceren en verhandelen. 

Opschrijven:
Industrieel kapitalisme: fabrieksmatig produceren van producten, met als doel deze met winst verkopen.

Slide 33 - Tekstslide

Theorie

De overheid moest zorgen voor bescherming van de productie en de handel en voor het tegengaan van buitenlandse concurrentie. Verder moest de overheid vooral weinig doen: hoe meer regels en bemoeienis, hoe minder goed de handel zou verlopen meenden veel ondernemers. 

Bij welke zuil/stroming past deze opvatting het beste? 

Slide 34 - Tekstslide

Theorie

Liberale markteconomie: Een economie gebaseerd op vrijhandel, met zo min mogelijk inmenging in economische zaken door de politiek. 

Vrijhandel: Vrij verkeer van goederen en diensten tussen verschillende gebieden, zonder belastingen en andere beperkingen. 

Slide 35 - Tekstslide

Theorie

Binnen Groot-Brittannië verschoof na de IR de politieke macht. Voor verkiezingen van parlementsleden gebruikte GB een districtenstelsel. 

Opschrijven:
Districtenstelsel: het land is verdeeld in districten en elk district mocht mensen afvaardigen. 

Slide 36 - Tekstslide

Theorie

Maar door de IR waren sommige districten veel minder belangrijk geworden. Sommige plattelandsdistricten waren inmiddels ontvolkt en verarmd. 

Slide 37 - Tekstslide

Theorie

Er waren veel nieuwe industriegebieden erg belangrijk geworden en deze ondernemers in deze gebieden wilden dan ook meer inspraak krijgen in het parlement. 

Dit werd eigenlijk tegengegaan door de oude adel. Van oudsher hadden vooral veel oude, adellijke families veel politieke macht in GB. Die zagen hun macht langzaam verdwijnen. 

Slide 38 - Tekstslide

Theorie

Toch werd in 1832 de Reform Bill aangenomen. 

Opschrijven:
Met de Reform Bill (1832) veranderde de samenstelling van de districten, waardoor districten met een sterke bevolkingsgroei meer invloed kregen. 

Echter, je mag pas stemmen bij bepaalde hoeveelheid geld. 

Slide 39 - Tekstslide

Theorie

Voor de arbeiders was het leven in de industriesteden hard en zwaar. Ze woonden in overbevolkte, verpauperde wijken en werkten tegen lage lonen en vaak onder gevaarlijke omstandigheden. 

Alcoholisme, criminaliteit en ziektes waren verschijnselen die veel voor kwamen. Omdat ze geen kiesrecht hadden, konden arbeiders geen vertegenwoordigers in het parlement kiezen. 

Slide 40 - Tekstslide

Theorie

Steeds vaker kwamen arbeiders in protest. Langzaam groeide de beweging uit tot het socialisme. Dit moest een einde maken aan de sociale kwestie

Opschrijven:
Socialisme:  stroming waarbij overheid zich moet bemoeien met de arbeider en de eerlijke verdeling van bezit.

Sociale kwestie: de slechte levensomstandigheden van de arbeider en het oplossen van dit vraagstuk. 

Slide 41 - Tekstslide

Theorie

Onder druk van protesten en vakbonden, 
én door de invloed van mensen zoals 
Robert Owen kwamen er in 1833 toch 
enkele Factory Acts.

De Factory Acts (1833) moesten ervoor zorgen dat kinderarbeid in fabrieken verboden was voor kinderen jonger dan negen jaar. Ook betere werktijden voor kinderen, vrouwen en ouderen. 

Slide 42 - Tekstslide

Theorie

Hoezo waren veel gezinnen niet blij met de Factory Acts? 

Slide 43 - Tekstslide

Theorie

Na de Amerikaanse Burgeroorlog (1865) en de eenwording van Duitsland (1871) begon GB terrein te verliezen ten opzichte van deze nieuwe concurrenten. 

Om de eerste plaats in de wereld te houden op het gebied van industrie en koloniën werden nieuwe gebieden veroverd. Maar dit was iets wat ook Duitsland ambieerde .. 

Slide 44 - Tekstslide

Aan de slag

Keuze uit:
1. Maak toetsvoorbereiding van 1.3.
2. Lees (in stilte) het handboek door. 
3. Kijk 'Oorzaken voor de Industriële Revolutie' van WieWatWanneer op Youtube. 
4. Kijk filmpjes van 'Joost van Oort - JORTgeschiedenis' op Youtube. 


Slide 45 - Tekstslide

Leerdoelen 

4. Wat was de betekenis van de Reform Bill voor de ondernemers in de Britse steden
5. Wat was de betekenis van de Factory Acts voor Britse arbeiders?
6. Wat was de veranderende positie van het Britse Rijk in de wereldeconomie aan het einde van de negentiende eeuw en hoe kun je dit verklaren?

Slide 46 - Tekstslide

Leerdoelen nabespreken

Je weet de betekenis van de begrippen industrieel kapitalisme, liberale markteconomie en vrijhandel. 

Slide 47 - Tekstslide