7. Werkwoorden tegenwoordig deelwoord

Werkwoordspelling
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6-8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les

Ik weet wat een tegenwoordig deelwoord is en hoe ik het moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen: wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het belangrijkste werkwoord van de zin.

Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?
- Vraagzin maken
- Tijdproef
- Getalproef

Slide 3 - Tekstslide

Het kan ook zijn dat je een ander werkwoord dan de persoonsvorm in moet vullen.


- voltooid deelwoord
- bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
- infinitief
- tegenwoordig deelwoord
- bijvoeglijk gebruikt tegenwoordig deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Wat gebruik je het tegenwoordig deelwoord?

Het tegenwoordig deelwoord noemen we ook wel het onvoltooid deelwoord. Het is een werkwoord dat aangeeft hoe iets of iemand iets aan het doen is.

De meisjes liepen zingend over straat.
Hijgend kwam hij aangerend.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je het tegenwoordig deelwoord.

Je zet een -d achter het hele werkwoord
kletsen - kletsend
praten - pratend
zingen - zingend
fluisteren - fluitsterend

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Als bijvoeglijk naamwoord
Je kunt het tegenwoordig deelwoord ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Het kan zijn dat je er nog een -e bij achter moet zetten.
De fluitende vrouw
De zingende mannen
Een huilend meisje

Slide 8 - Tekstslide

Eerst even oefenen

Slide 9 - Tekstslide

(fotograferen)
De journalist liep ...... door de straat.

Slide 10 - Open vraag

(roeren)
Al ..... voegde ze de saus toe.

Slide 11 - Open vraag

(gieren)
Ik hoorde de auto met ..... banden wegrijden.

Slide 12 - Open vraag

(tekenen)
Ze zat al ...... aan tafel.

Slide 13 - Open vraag

(zitten)
Henk deed zijn spreekbeurt .....

Slide 14 - Open vraag

(storen)
Ik vind muziek .......

Slide 15 - Open vraag

(strompelen)
De spelers kwamen ..... van het veld.

Slide 16 - Open vraag

(wachten)
Er zijn nog 5 ..... voor u.

Slide 17 - Open vraag

Laat het zien!
Maak het werkblad.
Bij vragen lees nog een keer of overleg met je buurman/vrouw.
Ben je klaar? 
Dan ga je aan de slag met je weektaak.

Slide 18 - Tekstslide

Ik weet hoe ik het tegenwoordig deelwoord moet schrijven.
Dat begrijp ik nog niet helemaal. Ik heb hulp nodig.
Ik begrijp het bijna. Soms heb ik nog hulp nodig.
Ik begrijp het. Maar soms maak ik nog een fout.
Ik begrijp het perfect. Ik zou het kunnen uitleggen aan anderen.

Slide 19 - Poll

Goed gewerkt!!

Slide 20 - Tekstslide