Nederlands 3PW3 - 14 januari 2021
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
(Worden) _________ jij nog gebeld over jouw examenuitslag?
Slide 5 - Open vraag
Een zakelijk telefoongesprek is
A
Formeel
B
Informeel
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Je begint een zakelijk telefoongesprek met:
A
Hoi met ...
B
Goedemorgen/goedemiddag u spreekt met ...
C
Ik wil de manager spreken!
D
Hallootjes, u spreekt met ...
Slide 8 - Quizvraag
Dit past in een zakelijk telefoongesprek:
A
Komt het gelegen dat ik u bel?
B
Nou moet je eens goed luisteren trut!
C
Ik zal het even navragen.
D
Hey, ik wil nu dat geld terug.
Slide 9 - Quizvraag
Bij de afsluiting van het gesprek gebruik je bijvoorbeeld:
A
Doei!
B
Nog een prettige dag verder.
C
Laterssss!
D
Hartelijk dank voor het gesprek.
Slide 10 - Quizvraag
Ik moet leren voor een toets, welke leesstrategie pas ik toe?
A
Gericht lezen
B
Intensief lezen
C
Verkennend lezen
D
Globaal lezen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het doel van een informatieve kijk- en luistertekst?
A
Kijker interesseren voor het fragment
B
De luisteraar overtuigen
C
Meningen vertellen aan de kijker
D
Nader toelichten van een onderwerp of gebeurtenis
Slide 12 - Quizvraag
Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 13 - Quizvraag
Welke 3 gespreksdoelen zijn er?
Slide 14 - Open vraag
Welk gespreksdoel heeft deze situatie?
'Op het station vraagt een dame of je haar kunt vertellen hoe ze het saldo op haar ov-kaart kan opwaarderen bij een automaat.'
'Op het station vraagt een dame of je haar kunt vertellen hoe ze het saldo op haar ov-kaart kan opwaarderen bij een automaat.'
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Oplossing zoeken
