dag 11

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Nederland

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf nieuwe woorden bij het thema Nederland

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

TOETS THEMA NEDERLAND

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent :
afmaken
A
iets kapot maken
B
zorgen dat niets klaar is
C
zorgen dat iets af is
D
stoppen met iets

Slide 7 - Quizvraag

Waar wordt het woord:
de bijbaan
goed gebruikt?
A
Een baan waarbij je de hele week werkt.
B
Een baan voor in de avond of in het weekend.
C
Een baan waar je geen geld verdient.
D
Een baan die nodig is voor school.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is:
het brutoloon
A
Het geld uitbetaald zonder belasting.
B
Het geld wat je wel verdiend , maar niet helemaal krijgt.
C
Het geld uitbetaald met belasting

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een "baan"?

Slide 10 - Woordweb

Maak een foto van het doel

Slide 11 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Er staan op het voetbalveld twee ..................... .

Slide 13 - Open vraag

Mijn .................... is hoger dan wat ik krijg uitbetaald.

Slide 14 - Open vraag

Hij heeft een ..................... bij de supermarkt.

Slide 15 - Open vraag

Wij hebben ons huiswerk ......................... .

Slide 16 - Open vraag

Het meisje heeft een ................ in een kledingwinkel.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je 1 zin met één of meer woorden: 
afmaken, de baan, de bijbaan, het brutoloon en het doel.


Slide 18 - Tekstslide