Een camera obscura is in de basis een “donkere kamer” voorzien van een gat, waardoor licht binnen kan vallen (gaatjescamera).
Hierdoor wordt een beeld gevormd in de doos.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Groot diafragma, klein getal
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Scherptediepte
Diepte die ontstaat, in bijvoorbeeld een foto of een schilderij, doordat sommige onderdelen scherp zijn (en dus dichtbij lijken) en andere onderdelen vaag (en dus veraf lijken).
Slide 9 - Tekstslide
Met het diafragma wordt de hoeveelheid... geregeld
A
vergroting
B
licht
Slide 10 - Quizvraag
Een camera obscura geeft een scherp beeld
A
bij een klein diafragma
B
bij een groot diafragma
C
bij een kleine pupil
D
bij een grote pupil
Slide 11 - Quizvraag
Breking van lichtstralen
Als licht van de ene stof naar een andere stof gaat
kan het licht 'breken'.
Dat betekent dat de lichtstraal van richting verandert. De volgende video legt je er alles over uit.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Lenzen
Lenzen kunnen we gebruiken om te vergroten, te verkleinen en/of een scherp beeld te vormen.
Twee soorten lenzen:
Bolle lenzen
Holle lenzen
Slide 14 - Tekstslide
Lenzen
Slide 15 - Tekstslide
Positieve lenzen
Slide 16 - Tekstslide
verschil in sterkte bolle lenzen
Slide 17 - Tekstslide
Negatieve lenzen
Slide 18 - Tekstslide
Een bolle lens noemen wij ook wel een ....... lens en heeft een ....... werking.
A
Negatieve -
divergerende
B
Negatieve -
convergerende
C
Positieve -
divergerende
D
Positieve -
convergerende
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Brandpunts-, voorwerp- en beeldafstand
Hoofdas-----
Slide 21 - Tekstslide
Lenzenformule
Met behulp van constructie kun je de beeldafstand, voorwerpafstand of brandspuntsafstand van een lens bepalen.
Slide 22 - Tekstslide
Aan de slag
Pak een geodriehoek, potlood en een schrift.
Teken een hoofdas met een positieve lens.
Teken de brandpunten op 2 centimeter van de lens.
Teken een 2 centimeter grote pijl met een voorwerpafstand van 3 centimeter aan de linker kant van de lens. De onderkant van de pijl raakt de hoofdas.
Teken de 3 constructiestralen en bepaal de beeldafstand.
Klaar? Bepaal de vergroting.
Slide 23 - Tekstslide
Lenzenformule
Met de lenzenformule kun je de brandpuntsafstand (f), de voorwerpafstand (v) of de beeldafstand (b) berekenen als je twee van de drie gegevens hebt.
Slide 24 - Tekstslide
Voorbeeldopgave
Een boom staat op 45m van een camera, deze camera heeft een brandpuntsafstand van 50mm. Bereken de beeldsafstand.
Je wil uiteindelijk de beeldsafstand uitrekenen en niet 1/b.
Slide 25 - Tekstslide
Vergrotingen berekenen
M = vergroting (magnification) b = beeldafstand = afstand beeld tot lens v = voorwerpafstand = afstand voorwerp tot lens B = beeldgroote = groote van beeld V = voorwerpgroote = groote van voorwerp
M=vb
M=VB
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
De lenzenformule kun je op de volgende manieren schrijven:
A
f1=v1+b1
B
b1=f1+v1
C
v1=f1−b1
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een loep?
Slide 29 - Tekstslide
Loep
Een loep (vergrootglas) vergroot objecten.
Voorwerp staat tussen de lens en het brandpunt.
Je ziet het virtuele beeld.
Bij v=f geen beeld
Slide 30 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat er met het beeld van een voorwerp gebeurt als lichtstralen door een heel klein gaatje gaan.
Je kunt uitleggen hoe een lens werkt.
Je kunt beschrijven wat het verschil is tussen de werking van bolle en holle lenzen.
Je kunt in een tekening het voorwerp, het brandpunt en het beeldpunt benoemen.
Slide 31 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt met een formule werken om vergrotingen of afstanden van het beeld of de vergroting te berekenen.
Je kunt tekenen hoe door een voorwerp weerkaatste lichtstralen via een lens een scherp beeld op een projectievlak opleveren.