Regelmatige werkwoorden op -d of -t
1 / 13
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
mieten
ihr
ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten
Slide 2 - Quizvraag
kaufen
du
du
A
kaufet
B
kauft
C
kaufest
D
kaufst
Slide 3 - Quizvraag
sitzen
du ...
du ...
A
sitzest
B
sitzt
C
sitzst
D
sitzen
Slide 4 - Quizvraag
reden
ich ...
ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden
Slide 5 - Quizvraag
gehen
sie
sie
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehst
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Ich (gehen) ............ nach Hause.
Slide 8 - Open vraag
Er (kaufen) ........... einen Skihelm
Slide 9 - Open vraag
Warum (warten) ............. du nicht?
Slide 10 - Open vraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.
Ich (hören) gerne Musik.
A
hort
B
höre
C
horst
D
horen
Slide 11 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.
A
kaufst
B
kaufen
C
kaufet
D
kauft
Slide 12 - Quizvraag
Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche
