Pitfalls

Pitfalls/valkuilen
Doel van de les:
Doel van deze les: na deze les weet je welke woorden hetzelfde klinken maar anders schrijft en dus ook een andere betekenis hebben. 

Good luck 🍀
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Pitfalls/valkuilen
Doel van de les:
Doel van deze les: na deze les weet je welke woorden hetzelfde klinken maar anders schrijft en dus ook een andere betekenis hebben. 

Good luck 🍀

Slide 1 - Tekstslide

Pitfalls
Wat betekenen de woorden die zoveel 
op elkaar lijken ook alweer 
en hoe gebruik je ze in de Engelse taal?


Slide 2 - Tekstslide

Welk woord betekent:
'waar' (plaats)?
A
we're
B
wear
C
were
D
where

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'wij zijn'?
A
we're
B
wear
C
were
D
where

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'was' of 'waren'?
A
we're
B
wear
C
were
D
where

Slide 5 - Quizvraag

Sleep your of you're naar de juiste plek.

1. I see             ...              point.


2.            ...            such a crazy person!


3. If            ...             happy, clap           ...             hands.


4. When           ...             ready, we can leave.

you're
you're
you're
your
your

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep its of it's naar de juiste plek.

1.            ...            never been my favourite.


2. Wake up!            ...            time to get out of bed!!


3.          ...             the dog! Look at           ...             paws!


4. The driver lost           ...             license.

it's
it's
it's
its
its

Slide 7 - Sleepvraag

Welk woord betekent:
'hun' en geeft bezit aan?
A
there
B
their
C
they're

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'zij zijn'?
A
there
B
their
C
they're

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'daar'?
A
there
B
their
C
they're

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
'Do you think ... are going to be final exams?'
A
there
B
their
C
they're

Slide 11 - Quizvraag

It's or Its
It's is een afkorting van it is.
It is a nice day

Its gebruik je om "bezit" aan te geven.
The dog, its bone.


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Their, There, or They're
Their betekent "van hun", het geeft bezit aan.
That is their car.

There betekent "daar" of "er"
My sister is over there.

They're is een afkorting van They are. Het betekent zij zijn.
They are not at school.

Slide 14 - Tekstslide

Your or You're
Your geeft bezit aan. Iets is van jou of jullie.
"That is your car."

You're is een afkorting van You are en betekent jij bent of jullie zijn
"You are 15 years old"

Slide 15 - Tekstslide

What's ____ name?
A
your
B
you're

Slide 16 - Quizvraag

I like ____ shoes.
A
your
B
you're

Slide 17 - Quizvraag

____ my best friend!
A
Your
B
You're

Slide 18 - Quizvraag

I think ____ older than her.
A
your
B
you're

Slide 19 - Quizvraag

I borrowed ____ pen.
A
your
B
you're

Slide 20 - Quizvraag

Where / Were / We're:
Where = waar (plaats)                                      We're = we are (wij zijn)
              Where were you last night?             We're best friends.  
              Where are you going?                        We're so happy!

Were = was (waren)
              We were having dinner. 
              They were always nice to us. 

Slide 21 - Tekstslide

____ students.
A
Where
B
We're
C
Were

Slide 22 - Quizvraag

He says ____ stupid.
A
where
B
we're
C
were

Slide 23 - Quizvraag

____ do you live?
A
Where
B
We're
C
Were

Slide 24 - Quizvraag

We ____ just six years old.
A
where
B
we're
C
were

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'hun' en geeft bezit aan?
A
there
B
their
C
they're

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'zij zijn'?
A
there
B
their
C
they're

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord betekent:
'daar'?
A
there
B
their
C
they're

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
'Do you think ... are going to be final exams?'
A
there
B
their
C
they're

Slide 29 - Quizvraag

work for today
4A: ex.24 p.21

4B: ex.11 p.36

 4A + 4B: ex.10 p.58

Slide 30 - Tekstslide